“Er beginnen jaarlijks zevenduizend mensen aan een studie economie. Die stromen na de studie bijna allemaal de praktijk in met een beperkt verhaal van hoe de economie werkt”, zegt Joris Tieleman. Tieleman promoveert aan de EUR op verstedelijking in Ghana. Maar hij is ook mede-oprichter van Rethinking Economics NL, een organisatie die zich inzet voor meer diversiteit in het economisch denken en het economieonderwijs. Met drie gelijkgestemden onderzocht hij onlangs de curricula van alle Nederlandse bacheloropleidingen economie. En die blijken nogal eenzijdig.
Kort door de bocht: het gros van de vakken behandelt vooral de Neoklassieke theorie, die uitgaat van de vrije markt en de homo economicus (86 procent van alle theorievakken), kwantitatieve onderzoeksmethoden (97 procent van de methodologiecolleges) en nauwelijks praktijkvoorbeelden of economische geschiedenis. Als het aan Tieleman ligt, zouden economieopleidingen meer verschillende theorieën, kwalitatieve onderzoeksmethoden en real world economics moeten bevatten. “Want dat is waar studenten voor komen: een fundamenteel begrip van hoe de economie werkt.”
Waarom hebben jullie dit onderzoek gedaan?
“Het debat over het economieonderwijs wordt vaak gevoerd op basis van anekdotes. Een student die vertelt dat er te weinig verschillende theorieën langskomen, een docent die vindt dat hij er juist wel aandacht voor heeft. Maar dat zegt natuurlijk weinig over hoe zo’n studie structureel in elkaar steekt. Daarom hebben we nu naar de curricula van alle Nederlandse bacheloropleidingen economie gekeken, zodat we het debat kunnen voeren op basis van feiten.”
Rethinking Economics vindt het Nederlandse economieonderwijs te beperkt. Waarom is het problematisch dat bacheloropleidingen vooral de neoklassieke theorie behandelen?
“Op de neoklassieke theorie is niets tegen. Maar het grote probleem zit hem in wat er ontbreekt in de curricula. Meer stromingen kunnen veel meer inzichten bieden. Met de institutionele economie krijg je bijvoorbeeld een goed beeld van de sociale en politieke structuren die zorgen dat markten kunnen functioneren. De radicale economie biedt bijvoorbeeld inzicht in de factor macht.
“Daarnaast zien we dat de bacheloropleidingen erg focussen op kwantitatieve onderzoeksmethoden en wiskunde. En dat er maar weinig aandacht is voor real world economics, voorbeelden uit de praktijk. Hoewel ik begrijp dat het een academische opleiding is, moeten we niet vergeten dat slechts 3 procent ook daadwerkelijk in de wetenschap gaat werken.”
Jullie klacht is niet nieuw. De repliek van veel economen is: er is de laatste jaren juist veel meer aandacht voor bijvoorbeeld ethiek of gedragseconomie.
“Dat is absoluut waar, en een goede ontwikkeling. Maar als je er heel kritisch naar kijkt zijn het vaak aanvullingen op de neoklassieke economie. Veel gedragseconomie gaat bijvoorbeeld nog steeds over de homo economicus, maar plaatst daar dan vraagtekens bij of doet er aanpassingen aan. De uitbreidingen van het curriculum vinden vooral plaats aan de randjes. Er wordt niet vaak iets fundamenteels tegenover de dominante theorie gesteld.”
Klop je met dit verhaal aan bij de decanen van de economiefaculteiten?
“Ja. We zijn bijvoorbeeld uitgenodigd om dit rapport binnenkort bij het halfjaarlijks decanenoverleg toe te lichten. Sommigen vinden alles wat niet binnen de mainstream economie valt kwakzalverij. En anderen zeggen: we zouden wel een diverser curriculum willen, maar dan gaat het ten koste van vakken die we ook belangrijk vinden. Maar je moet niet vergeten dat decanen en opleidingsdirecteuren ook maar een beperkte invloed hebben. De huidige generatie academici is zelf meestal binnen dit denkkader opgeleid dus die kunnen ook niet zomaar iets anders onderwijzen – dat kennen ze vaak helemaal niet.”
Meer weten over het onderzoek van Rethinking Economics? Of wil je weten hoe het economieonderwijs in Rotterdam eraan toe is? Op www.economieonderwijs.nl vind je alle resultaten, discussie en studiemateriaal.