Voor de Rotterdam School of Management (RSM), de Erasmus School of Health Policy & Management (ESHPM) en de Erasmus School of Law (ESL) is loopbaanbeleid een belangrijke overweging om de subsidie niet te gebruiken. Onderzoeksdirecteur Antoinette de Bont van de ESHPM laat weten: “De maatregel sluit niet aan bij het beleid van de EUR om elke nieuwe hoogleraar eerst aan te stellen als een bijzonder hoogleraar voor een periode van acht jaar.”

“De Westerdijkgelden bleken voor ESL niet toepasbaar binnen het loopbaanbeleid”, mailt ESL-woordvoerder Mischa van Vlier. “Daarin staat de ontwikkeling van de wetenschapper centraal en speelt een eventueel aanwezig aantal formatieplaatsen geen rol voor het bevorderen van degenen die kwalificeren als gewoon hoogleraar. De beschikbaarheid van extra geld was dan ook geen aanleiding om een extra vrouw te bevorderen.”

Stigmatiserend

Volgens RSM-decaan Steef van de Velde begint het tenure-track-traject dat de faculteit in 2007 startte zijn vruchten af te werpen. “Er zitten voldoende vrouwen in de pijplijn die binnen afzienbare tijd tot bijzonder hoogleraar kunnen worden benoemd. Het is onzinnig om vanwege deze regeling één iemand uit dat traject naar voren te halen. Waarom zou je één iemand een douceurtje geven en anderen niet?”

“Bovendien vinden wij een benoeming op deze manier stigmatiserend werken voor vrouwen”, zegt Van de Velde. “We willen hen beschermen als bestuur omdat zo’n benoeming geïnterpreteerd kan worden alsof iemand niet op eigen kracht tot hoogleraar kon worden benoemd.”

Geld niet nodig

Bij de Erasmus School of History, Culture and Communication (ESHCC) speelden financiële motieven een rol. Interim-decaan Dymph van den Boom liet de faculteitsraad weten dat de 50.000 euro subsidie niet voldoende is om een leerstoel te financieren. “Het huidige ESHCC-budget is te beperkt om een nieuwe leerstoel te creëren. Het gebruik van dit soort fondsen moet van tevoren worden gepland.”

De Erasmus School of Economics (ESE) en de RSM geven juist aan de financiële tegemoetkoming niet nodig te hebben. ESE-woordvoerder Ronald de Groot laat per mail weten: “Wij beschikken als ESE over voldoende financiële middelen om kwalitatief hoogwaardige benoemingen te realiseren en gunnen de Westerdijk-subsidie aan faculteiten die deze beter kunnen gebruiken. Daar wil ik het graag verder bij laten.”

Van de Velde vult aan: “De premie van 10.000 euro per jaar wekt de suggestie dat je zonder financiële redenen iemand niet kunt laten promoveren tot hoogleraar. Maar geld is geen beperking voor ons.”

Concurrentie

Van de Velde vertelt dat de RSM wel moeite heeft om mensen te behouden. “Veel internationals die associate professor zijn vertrekken voor we ze tot hoogleraar kunnen benoemen. Dat komt ook doordat ze de eerste acht jaar van hun verblijf minder belasting betalen. Het wegvallen van dat voordeel is aanleiding voor mensen om terug te gaan naar het land van herkomst. We verliezen meer vrouwen dan mannen gedurende dit traject, ook omdat vrouwen vaker geneigd zijn hun man te volgen als die elders een baan kan krijgen.”

Ironisch genoeg denkt Van de Velde ook dat de druk om vrouwen te benoemen tot concurrentie leidt: “We merken nu dat omdat iedereen vrouwen wil benoemen, we allemaal achter dezelfde vrouwen aanzitten.”

Dit bericht is op18 april aangevuld met een reactie van de ESL. In een eerdere versie stond dat de ESL niet had gereageerd op vragen van EM. Na publicatie van het artikel reageerde de faculteit alsnog.