Boos waren ze. Filosoof en econoom Liesbeth Noordegraaf-Eelens weet het nog, de eerste keer dat ze met studenten van het University College naar Witte de With ging. (Nee, niet de uitgaansstraat, maar het aldaar gevestigde centrum voor hedendaagse kunst). Ze glimlacht als ze eraan denkt. Als dwarse pubers stonden ze daar, tussen die abstracte kunstwerken. Zo van: dit is saai; mijn neefje van vier kan dit ook. En: wat doen wij hier, als academici?

Duurde even, dat wel. Maar op een gegeven moment transformeert dan dat gemor in debat; het omslagpunt is lastig te duiden. Het komt omdat iemand een vraag stelt, of besluit om zo’n installatie toch even het voordeel van de twijfel te geven en een tekstje te lezen. En ja, dan heb je aan het einde van de middag ineens vier of vijf studenten – niet iedereen, natuurlijk – wiens begrippenkader een beetje aan het wankelen is gebracht. Dat moment, zegt ze. Dat zo’n student door jou net even anders naar de wereld gaat kijken, daar doet je het voor. Ze glundert als ze het vertelt.

Galmende hakken

Liesbeth Noordegraaf-Eelens (1973) zit in de klassiek gerenoveerde vergaderzaal van het Erasmus University College, hartje stad. Het is vroeg, een dinsdagochtend tegen negenen. Op de markt, hier om de hoek op de Binnenrotte, krioelt het al. Maar hier, in het voormalige Onderwijsmuseum, galmden haar hakken nog door de lege, wit marmeren entreehal toen ze me met grote stappen tegemoet liep.

Het was tijd voor een vervolgafspraak. Dat kwam: we hadden elkaar al een keer gesproken voor dit artikel – over het belang van onderwijs – en ze had er de afgelopen weken dusdanig veel over nagedacht, en er met andere mensen over gesproken, dat er, zoals ze het zelf omschreef ‘een aantal nieuwe inzichten’ waren ontstaan die niet mochten ontbreken ‘in ons verhaal’. (Het illustreert zo’n beetje hoe ze in elkaar zit. Serieus, gedreven, altijd op zoek naar hoe het anders en beter kan en de inzichten ontstaan al discussiërend met anderen – ze is een groot voorstander van ‘peer reviewed onderwijs’, zal ze later zeggen.)

Noordegraaf-Eelens geldt als een volbloed kind van de Erasmus Universiteit. Ze studeerde Economie en Filosofie (cum laude), promoveerde – 2010, middenin de financiële crisis – op een onderzoek naar de communicatie van centrale bankdirecteuren en schreef boeken met titels als De overspelige bankier en Op naar de volgende crisis. Ze zit in talloze prestigieuze adviesorganen, zoals dat een wetenschapper van statuur betaamt. Maar dat doet er nu even niet toe. Het gaat haar op dit moment vooral om de staat van het hoger onderwijs, want daar is iets aan de hand.

Overtuigd van hun standpunt

Liesbeth-Noordegraaf-Eelens-onderwijspioniers-geertje-van-achterberg-2
Beeld door: Geertje van Achterberg

Je hebt als docent in essentie drie dingen te doen, legt ze uit. Je leidt mensen op tot iemand die in de wetenschap onderzoek zou kunnen gaan doen, je stoomt ze klaar voor de arbeidsmarkt en je helpt ze om onderdeel te worden van de samenleving.

Vooral dat laatste dreigen we op de universiteit steeds vaker uit het oog te verliezen. Academici kunnen nogal eens, tja hoe zullen we het zeggen, overtuigd zijn van hun standpunt. Want hé, zij hebben toch de kennis aan hun zijde?

Ze herinnert zich een gesprek met toenmalig DNB-president Nout Wellink, dat ze voor haar proefschrift had. Die centrale bankdirecteuren wisten echt wel wat het beste was, ook in tijden van crisis. Alleen luisterde niemand naar ze. “Wellink zei tegen het land: jullie hoeven je geen zorgen te maken, Nederland staat er goed voor. En er zijn genoeg redenen om aan te nemen dat hij gelijk had. Maar de rest van het land geloofde hem niet. En als iedereen denkt dat het slecht gaat, dan gaat het ineens ook slecht. Dat leert ons dat het niet genoeg is het antwoord op een probleem klaar te hebben. Soms is het belangrijker dat je snapt hoe iemand anders naar dat probleem kijkt.”

Volgens Noordegraaf-Eelens is het de taak van de universiteit om studenten los te trillen uit hun comfortabele cocon. Weg met die oogkleppen. Dus sleept ze haar studenten mee naar alle uithoeken van de stad om ze opdrachten te laten uitvoeren in het veld. Bij IMC Weekendschool bijvoorbeeld, waar kansarme kinderen de mogelijkheid hebben om bijgeschoold te worden, maar waar de meest hulpbehoevende gezinnen zich niet aanmelden (die studenten worstelen: shit, dit is meer dan een marketingprobleem).

Niet alleen

Om die wereld buiten de collegebanken te begrijpen, écht te begrijpen – dus niet even vrijblijvend consultancy style een adviesje droppen – moet je de hort op. Het is haar rotsvaste overtuiging dat de universiteit dit niet alleen kan. Om de deuren te openen naar nieuwe perspectieven, is de creativiteit en de betrokkenheid van de kunsten onontbeerlijk. Combineer dat met de kritische en analytische houding van de academicus en je hebt goud in handen.

Niet dat haar studenten er altijd op zitten te wachten hoor, ook niet de veelvraten die zich voor het Liberal Arts & Sciences-programma van het Erasmus University College aanmelden. Ook die staan niet altijd te springen om in teams te werken. Dus laat ze het hen leren.

Slimmer hoeft ze die studenten niet te maken, zegt ze. Dat zijn ze al. Betrokken en kritische wereldburgers moeten het worden, die meerdere ‘talen’ spreken en beseffen dat ze zelf maar een klein stukje van de puzzel zijn. Dacht je dat je de klimaatcrisis met alleen milieuwetenschappers kon oplossen? Of het financiële stelsel kon hervormen met alleen economen? Het is wat UNESCO omschrijft als duurzaam onderwijs. In de woorden van Noordegraaf-Eelens: in je eentje kun je de wereld niet redden.

Handvol vakgenoten

Ondertussen is de universiteit rap op weg om steeds meer een onderzoeksfabriek te worden. Dat zijn niet haar woorden, dat klinkt de afgelopen jaren steeds luider in het academische milieu. Vernieuwingsbewegingen als Science in Transition of Rethink ten spijt, lijkt de wetenschap meer dan ooit gericht op het publiceren van papers voor een handvol internationale vakgenoten. Als je carrière wil maken aan de universiteit richt je je op onderzoek, dat is de onuitgesproken consensus. Lesgeven doe je het liefst zo min mogelijk; er bestaat zelfs een term voor: onderwijslast. En die besteed je uit aan steeds jongere collega’s met een tijdelijk contract of je draait de PowerPoint-slides van vorig jaar er nog eens door. Structureel geld is er weinig, laat staan tijd. Wie een onderwijshart heeft, doet het deels in de avonduren.

Noordegraaf-Eelens was afgelopen drie jaar afdelingshoofd bij Humanities én Economics & Business aan het door de vorige rector Henk Schmidt uit de grond gestampte University College (EUC). Ze lanceerde tal van samenwerkingen met bedrijven, overheden en Rotterdamse non-profitinstellingen, waaronder een prestigieus double degree-programma met Codarts en de Willem de Kooning Academy. En als een van de boegbeelden van het EUC is ze de gedroomde opvolger van bouwdecaan Maarten Frens (nadat uit een eerdere sollicitatieronde geen geschikte kandidaat naar voren kwam, startte de universiteit begin 2018 met een nieuwe zoektocht).

Volle aula

Op haar eenentwintigste (‘het zou ook kunnen dat ik al tweeëntwintig was’) stond ze voor een volle aula. Door coördinator Roland Speklé van het vak Kosten en Winst was ze destijds gevraagd of zij de sommencolleges niet wilde geven. Ze was nog niet eens afgestudeerd, maar het ging goed. Nog geen drie jaar later, in het collegejaar 1996/1997 werd ze docent van het jaar.

Ze kan dingen begrijpelijk uitleggen, zegt ze. En ze vroeg studenten op de man af: wat kan er beter? Had ze een keer sheets gemaakt, supersjiek waren ze (we hebben het over de tijd waarin nog met overheadprojectors werd gewerkt). Dus zij, helemaal trots: jongens, vinden jullie dat niet mooi?

Nee, zeiden de studenten, op hun beurt, we vinden het eigenlijk veel leuker om die som samen met jou op het bord te maken. Noordegraaf-Eelens: “Ik dacht even: hoe kan dit?! Maar ik besefte ook dat ze gelijk hadden. En dat je altijd aan je publiek moet blijven vragen wat er beter kan. Als je hoopt dat ze dat op een gegeven moment uit zichzelf doen, kun je wachten tot je een ons weegt. Samenwerken betekent ook het initiatief nemen om het gesprek aan te gaan.”

Een echt vak

Liesbeth-Noordegraaf-Eelens-onderwijspioniers-geertje-van-achterberg-3
Beeld door: Geertje van Achterberg

Ze ontwikkelde samen met collega’s van de Willem de Kooning Academy en Codarts een nieuwe onderwijsmethode- en filosofie. Transdisciplinair, vat ze het samen, een programma dat de aanpak van de wetenschap en de kunsten combineert, om zo oplossingen aan te dragen voor ingewikkelde maatschappelijke problemen. Als ze een voorbeeld moet geven, dan de manier waarop Studio Roosegaarde werkt, of hoe Blue City experimenteert met duurzaamheid.

De vorm is een opgeschaalde versie van probleemgestuurd onderwijs – ‘projectgestuurd’ – waarbij studenten zelf op zoek moeten naar het probleem. Wat ze daarvoor nodig heeft? Ze is er de persoon niet naar om het van de daken te schreeuwen, maar vooruit, hier dan toch een kleine cri de coeur: maak als universiteit nou toch eens duidelijk dat je academisch onderwijs echt als een vak ziet. Een vak waar je unieke vaardigheden voor nodig hebt, die fundamenteel anders zijn dan de skills waarover een goede onderzoeker beschikt.

Voor haar Rotterdam Arts & Science Lab (RASL) heeft ze een tiendaagse stoomcursus klaarliggen voor docenten, want voor zo’n nieuwe, transdisciplinaire benadering heb je meer nodig dan enthousiastelingen alleen.

De universiteit moet de voorwaarden scheppen waaronder individuele docenten gestimuleerd worden om lesgeven serieus te nemen. Bijvoorbeeld door dat peer reviewed-onderwijs. Want het is toch wel een beetje vreemd dat men zich zo laat leiden door vakevaluaties die door studenten gegeven worden.

Nee, laat ook collega’s meekijken, én mensen uit het veld. Doet ze al hoor. Schuift er gewoon iemand aan in de les. Maar schaal het op. Professionaliseer. En haar handen jeuken om naast dat double degree-programa vanuit het Rotterdam Arts & Science Lab (RASL) een projectgestuurde master op te zetten. Kunst en wetenschap samen in een master, volledig multi-, of sorry: trans-disciplinair. Ze straalt. “Ja, daar zou ik mee beginnen.”