Op een steenworp afstand van het Haagse Binnenhof staat de meest afgelegen faculteit van de EUR: The International Institute of Social Studies. Het instituut met vooral internationale studenten biedt master- en PhD-opleidingen aan. Maar wie lopen daar nu precies rond? Deze editie: PhD-student Marina Cadaval Narezo (44) uit Mexico.
Hoe ben jij ooit bij het ISS terechtgekomen?
“Via mijn ouders. Na het studentenprotest op 2 oktober 1968 in Mexico-Stad (het Bloedbad van Tlatelolco red.) wilde mijn moeder dat mijn vader in het buitenland ging studeren. Een jaar later kwamen ze samen naar Den Haag en is mijn vader een opleiding aan het ISS gaan volgen. Ze hebben hier zo’n goede tijd gehad dat Nederland al heel mijn leven dichtbij voelt, ondanks de verschillen met Mexico. Toen mijn baas in Mexico, zonder dat ze iets van de geschiedenis van mijn ouders wist, tegen mij zei dat het ISS misschien wel wat voor mij was, wist ik dat ik het moest doen.”
Zijn de studenten hier anders dan bijvoorbeeld op de rest van de Erasmus?
“Er heerst hier een hele andere sfeer dan in de rest van de academische wereld. Heel open, met veel aandacht voor diversiteit en inclusiviteit. Studenten en medewerkers zijn afkomstig uit alle delen van de wereld en er is heel veel aandacht in onderzoek en onderwijs voor wat er in die delen van de wereld speelt. Iedereen werkt hier aan de problemen die in hun eigen land spelen. Dat is uniek.”
‘Iedereen werkt hier aan de problemen die in hun eigen land spelen. Dat is uniek’
Wat is het ISS-gevoel voor jou?
“Een actieve gemeenschap die zich niet alleen maar richt op de academische omgeving, maar op zoek is naar een veel bredere ervaring. Het zijn niet alleen maar de standaard jonge studenten. Iedereen wil zijn of haar stem laten horen om de aandacht te vestigen op de zaken die in het thuisland spelen. Er wordt veel praktischer gedacht.”
Wat is jouw toekomst in Nederland?
“Ik heb er bewust voor gekozen om ook aan het ISS te promoveren. Niet alleen omdat ik het naar mijn zin heb, maar ook omdat mijn man en kinderen zich in Nederland thuis voelen. Mijn ouders hebben vijftig jaar geleden het zaadje hier geplant en hoewel ik niet gelovig ben, denk ik toch dat het voorbestemd was dat ik hier uiteindelijk terecht zou komen.”