Het meisje loopt door de douanecontrole heen en kijkt nog een keer om. Ze ziet de jongen waarop ze in een half jaar tijd intens verliefd is geworden en hij schreeuwt iets dat ze niet meer kan horen.

Heel de vliegreis denkt ze aan wat het had kunnen zijn. Misschien wenste hij haar nog een fijne vlucht. Of zei hij dat ze de vegetarische maaltijd moest kiezen, zodat ze minder last zou hebben van een jetlag. Maar wat als hij had gezegd dat hij met haar mee wilde gaan? Of dat hij haar vroeg of ze terug wilde komen en nooit meer weg wilde gaan. Had ze dat dan gedaan?

Uiteengespatte vakantiebubbel

De afgelopen maanden gingen zó snel, dat er geen tijd was om over dat soort dingen na te denken. In augustus vloog ze voor haar stage naar het buitenland, in de hoop met een gevulde rugzak terug te keren. Maar in plaats daarvan lijkt alles nu nog leger dan het ooit was. Ze leefde in een permanente vakantiebubbel, die nu in haar gezicht uiteenspat en restjes sop in haar ogen achterlaat.

Aan boord kiest ze de maaltijd met varkensvlees, waarvoor ze nog wekenlang moet boeten. Terug in Nederland slaapt ze ’s nachts niet en is ze overdag moe. Met haar hoofd is ze nog in Amerika; in Rotterdam lijkt alles minder leuk dan dat het daar was. De zon schijnt niet zo fel, de feestjes zijn saai en zelfs het Nederlandse bier smaakt haar hier niet zoals het in Amerika deed. De Amerikaanse droom was zó mooi, dat het pijn doet om weer wakker te worden.

Terwijl ze ’s avonds voor de tv zit, krijgt ze een berichtje van de jongen die ze heeft achtergelaten. “Hollands bier smaakt naar bitter gif als je niets te vieren hebt”, staat er. “Geluk zit niet in een flesje. Geluk komt en gaat, zoals een vliegtuig landt en weer opstijgt”, stuurt ze terug. Ze loopt naar de keuken en pakt een flesje Wieckse Rosé-bier uit de koelkast. Ze proeft de avonden in zijn studio en voelt de warmte die hij gaf toen het buiten koud was. Plotseling wordt de leegte vervangen door herinneringen. De herinneringen smaken bitterzoet.