Io Vivat hoogleraren cortege paviljoen
Beeld door: Joshua Kruter

Donderdagavond, iets na halfzes. Het geluid van een zacht klingelend belletje verbreekt de stilte in het volgepakte Erasmus Paviljoen. Het cortège van hoogleraren, gehuld in toga’s en gekleurde sjerpen, betreedt de zaal en staat kort na zijn opkomst oog in oog met 180 uitwisselingsstudenten. Het ritueel maakt grote indruk op de aanwezige studenten, die even daarvoor al kennis hebben gemaakt met een groen geschminkte man met een groot boek in zijn handen. Een enkeling zal hebben geweten dat het de grote Desiderius Erasmus himself betrof.

Een oranje lente

kaas
Van alle Hollandse lekkernijen bleek de kaas toch de grote favoriet Beeld door: Joshua Kruter

De welkomstceremonie dient vooral om de kersverse studenten warm te maken voor hun studietijd in Rotterdam. Zo vertelt de voorzitter van het ESN (Erasmus Student Network) dat de leukste studentenfeestjes georganiseerd worden door zijn eigen vereniging; laat invalrector professor Ellen Hey weten dat je elke ochtend tussen zeven en acht zonder afspraak bij de rector magnificus binnen kan lopen, en voorspelt ceremoniemeester Adri Meijdam een oranje gekleurde lente vol liefde. De sprekers scheppen daarnaast torenhoge verwachtingen over de ‘campus van morgen’, de openheid van de Nederlanders en de lokale lekkernij ‘kapsalon’. Al wordt dit chauvinisme eigenhandig de grond in geboord: aan de campus van morgen wordt naar eigen zeggen nog hard gebouwd, de locals zijn toch ook wel een tikkeltje arrogant, en Nederland is ook het land van gore zoute drop. Hoewel de studenten zachtjes gniffelen om deze eerlijkheid, is de ongemakkelijkheid over deze ongegeneerde zelfspot voelbaar.

Het invalwelkomstcomité

koning en koningin
Door de afwezigheid van de echte Willy en Max speelt Emanuel (links) tijdelijk voor koning Beeld door: Joshua Kruter

Na een hand te hebben gekregen van de invalrector, de inval-Erasmus en de invalkoning – eveneens een vrij ongemakkelijke aangelegenheid – vertrekt de bonte stoet naar het sportcafé op de campus, om aldaar typisch Nederlands eten te proeven. Onder het genot van een pannenkoek vertelt de Syrische vluchteling Adel Al-Baghdadi over de verwachtingen en indrukken van zijn nieuwe land. Hij trof, zoals hij hoopte, een diverse samenleving aan, maar ook een die erg individualistisch is. Robert Sevinsky en Markéta Pokorná ontdekten in korte tijd het nachtleven van Rotterdam, waar men – ‘in tegenstelling tot Praag’ – het al om drie uur voor gezien houdt. Het bizarre verhaal van de Singaporese Emanuel Benedict roept het meeste medelijden op. Na het zien van de prachtige Hollandse luchten in zijn Google-zoekresultaten besloot hij, als professioneel landschapsfotograaf, in het ’tropische’ Nederland te gaan studeren. De goedbedoelde opmerking -“Met een beetje geluk hoef je vanaf april je winterjas niet meer aan.”- weet de teleurgestelde Emanuel niet op te beuren en zorgt voor een tamelijk ongemakkelijk afscheid.

Aan het einde van de avond moet het wel doorgedrongen zijn tot de nieuwe studenten: Nederland is veel meer dan tulpen, windmolens en wiet. Nederland is ook het land van oer-Hollandse gezelligheid, flauwe humor en, op z’n tijd, ongegeneerd ongemakkelijk zijn.