Een dierbaar lid van mijn familie (laten we haar ‘Mimi’ noemen) vertelde enige tijd geleden dat het bedrijf waarvoor ze werkte in een neerwaartse spiraal zat. Bezuinigingen en ontslagen bleken onvermijdelijk, wat tot de nodige onrust onder de werknemers leidde. Vandaar dat een groep managers besloot de moraal van de werknemers een boost te geven.
Enerzijds uitte zich dat in goedbedoelde, maar hilarische motivatiepraatjes: zo moest de afdeling Verkoop Binnendienst haar kantoor voortaan ‘Het Feesteiland’ noemen. Anderzijds hoopte men met posters vol motiverende slogans en een glossy stijlboekje de neuzen van de werknemers dezelfde kant op te krijgen.
Wat werd vergeten, was dat de keuze voor een dure marketingcampagne in een tijd van versobering bij veel werknemers in het verkeerde keelgat schoot. Ook ik zou behoorlijk obstinaat worden als ik iedere ochtend langs een poster moest lopen die me toeschreeuwt dat het “de dood of de gladiolen!” is.
Een andere poster die tot de nodige ergernis en hilariteit leidde, had deze nogal vreemde oproep tot verandering: “Een pan erwtensoep wordt lekkerder als je ‘m laat staan. Maar als je te lang wacht, gaat ie stinken.”
Normative control
De output en werkzaamheden van kenniswerkers als Mimi zijn minder makkelijk in meters, kilo’s, of concrete producten uit te drukken dan die van de gemiddelde fabrieksarbeider, terwijl zij vaak meer over hun product weten dan hun managers.
Om alsnog de controle te behouden, doen leidinggevenden in kennisintensieve bedrijven nogal eens een beroep op een gemeenschappelijk gevoel, een missie, met de daarbij horende mores en codes. Normative control heet dat in de wat meer kritische managementliteratuur. Een zorgvuldig gecultiveerde bedrijfsidentiteit kan ervoor zorgen dat werknemers net dat extra stapje willen zetten. Niet omdat ze daar expliciet toe worden gedwongen, maar omdat ze een bepaald verwachtingspatroon en een set van gewenste gedragingen hebben geïnternaliseerd.
Dat hoeft geen probleem te zijn: komen je persoonlijke waarden overeen met die van het bedrijf, dan voel je je er waarschijnlijk als een vis in het water. Maar is dat niet het geval, dan leidt dat tot cynisme, onverschilligheid en frustratie, zeker als de retoriek haaks staat op de acties van het bedrijf.
Mimi heeft haar baan dan ook opgezegd, ondanks een vast contract en een stel fijne collega’s. En de bordjes erwtensoep zullen voor haar nooit meer hetzelfde smaken.