De invoering van het leenstelsel ging niet zonder slag of stoot. Een van de angsten bij oppositiepartijen en studentenbelangenorganisaties was dat het leenstelsel slecht zou uitpakken voor eerstegeneratiestudenten. De onderwijsminister liet onderzoek doen om te zien of deze angst gegrond is. Krijgen eerstegeneratiestudenten inderdaad minder kansen door het leenstelsel?
ResearchNed onderzocht voor het ministerie welke effecten beleidsmaatregelen in het hoger onderwijs van de afgelopen tien jaar hadden op studiekeuze, studiegedrag en leengedrag van studenten. Het resultaat staat in het rapport Monitor Beleidsmaatregelen 2015 dat in april werd gepresenteerd.

Daaruit blijkt onder meer dat de directe toestroom vanuit het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs naar het hoger onderwijs in 2015 is gedaald van 71 naar 64 procent. Die daling in de studenteninstroom was te verwachten, volgens Jet Bussemaker, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eén verklaring is dat de groep scholieren die normaal na hun eindexamen een tussenjaar namen, in 2014/2015 massaal ervoor kozen om meteen te beginnen met een opleiding, zodat ze nog gebruik konden maken van het recht op studiefinanciering. Deze instroom is er niet in 2015/2016. Volgens berekeningen van de Vereniging van Hogescholen is dit echter maar een deel van de verklaring. Naar andere oorzaken blijft het gissen.
Valse start
Maar de terugloop van de totale studenteninstroom was niet het belangrijkste discussiepunt dat het onderzoek voortbracht. De daling in de instroom van eerstegeneratiestudenten was dat wel. Studentenbelangenorganisaties en oppositiepartijen in de Tweede Kamer zagen met deze daling hun angst werkelijkheid worden: eerstegeneratiestudenten zijn de dupe van het leenstelsel. Daar komt nog bij dat studenten van wie de ouders niet hebben gestudeerd, al een achterstand op de rest hebben, zo blijkt verder uit het onderzoek van ResearchNed. Voor alle opleidingsniveaus geldt namelijk dat met het toenemen van het ouderlijk inkomen, het studiesucces stijgt, en het uitvalrisico daalt. Waarbij ouderlijk inkomen behalve door geld, ook wordt bepaald door aanleg en sociaal en cultureel kapitaal dat een student van huis uit meekrijgt.

“‘Heb je doorgroeimogelijkheden?’, was de eerste vraag van mijn ouders, toen ik vertelde economie te willen studeren. Ze zijn heel trots dat ik als eerste van het gezin studeer aan de universiteit. Ze staan achter mijn keuze. Net als alle andere ouders willen ze gewoon het beste voor hun kind.
Tijdens de middelbare school vond ik economie gewoon een leuk vak. Ik dacht dat ik met deze studie later een goedbetaalde baan zou krijgen. Misschien niet zo’n weloverwogen manier van kiezen, maar ik ben nog steeds blij met mijn besluit. De studie is interessant en ik zie nu in dat economie om meer draait dan alleen om cijfers en efficiency. Ik ben er achter gekomen dat ik graag met anderen samenwerk; een baan als consultant of adviseur lijkt me wel wat.
Als adviseur moet ik op een laagdrempelige manier economische processen uit kunnen leggen, dat oefen ik op mijn ouders. Aan de hand van de geleerde stof leg ik dan aan mijn ouders uit waarom een land bijvoorbeeld geld bij laat drukken als het in economische crisis is. Op zo’n manier steunen mijn ouders me en dat vind ik genoeg. Je kiest niet zelf waar je wieg staat, het is nou eenmaal zo.
Ik ben best blij dat mijn wieg in Nederland stond. Als je echt wilt, dan kun je hier altijd gaan studeren; daarin speelt je achtergrond bijna geen rol. De stap naar de universiteit heb ik in mijn eentje gemaakt. Ik zocht alles zelf uit, van studie tot studentenkamer. Dat zie ik niet als iets negatiefs. Alles wat ik nu heb bereikt, heb ik aan mezelf te danken. Daar ben ik juist trots op.”
Vlak na het uitkomen van het onderzoek stuurde onder andere de Landelijke Studentenvakbond, het Interstedelijk Studentenoverleg en FNV Jong een brandbrief aan de minister waarin ze hun zorgen uiten over deze daling, en concrete oplossingen aanbieden. Zo stelden zij voor om selectie aan de poort af te schaffen. Eerstegeneratiestudenten hebben namelijk minder kans om door de selectie te komen, of melden zich niet aan vanwege de selectie, zo stellen de belangenorganisaties. Daarbij verwijzen zij naar internationaal onderzoek waaruit blijkt dat zelfs goed presterende scholieren uit lagere inkomensklassen selectieve opleidingen mijden.

Bussemaker ziet de afname van eerstegeneratiestudenten vooralsnog niet als een groot probleem, zo liet zij weten in een interview met het Hoger Onderwijs Persbureau. “De bevolking is nu eenmaal steeds hoger opgeleid. Er zijn gewoon minder studenten van wie de ouders geen hoger onderwijs hebben gevolgd. Dat is een trend die we al langer zien.”
De invoering van het leenstelsel ging niet zonder slag of stoot. Een van de angsten bij oppositiepartijen en studentenbelangenorganisaties was dat het leenstelsel slecht zou uitpakken voor eerstegeneratiestudenten. De onderwijsminister liet onderzoek doen om te zien of deze angst gegrond is. Krijgen eerstegeneratiestudenten inderdaad minder kansen door het leenstelsel?
Eerstegeneratiestudenten op de EUR
Bussemaker laat zich door de cijfers vooralsnog niet van de wijs brengen, maar hoe zit het met de Erasmus Universiteit Rotterdam? Volgens onderzoeksbureau ITS bestaat tweederde van de studenten die hier op de campus rondlopen uit eerstegeneratiestudenten. Overigens anders dan in het onderzoek van ResearchNed, tellen hier alleen universitair geschoolde ouders mee als hoger opgeleid. Welk percentage eerstegeneratiestudenten overblijft als je hbo-geschoolde ouders ook als hoger opgeleid meetelt, is niet bekend.
De EUR voorziet in ieder geval nog geen problemen in de afname van eerste generatie-studenten, zo laat Gerard Hogendoorn weten. Hogendoorn is coördinator Aansluiting vwo op het wetenschappelijk onderwijs. “Na het uitkomen van het onderzoek heb ik rondgevraagd bij de schooldecanen of zij hun scholieren herkennen in de resultaten. De decanen bespeuren niet of nauwelijks een verminderde interesse in universitaire opleidingen op basis van het leenstelsel”, zo vertelt Hogendoorn.

Wei Wha Xu (20) International bachelor Communication and Media (eerstejaars)
“Mijn moeder maakt schoon in een restaurant, mijn vader is kok. Ze hebben niet gestudeerd, maar dat was voor mij en mijn broer geen optie. Het werd van me verwacht dat ik naar de universiteit zou gaan. Studeren is heel belangrijk in mijn familie. Al mijn neven en nichten studeren ook aan een hogeschool of universiteit.
Soms voel ik wel de druk om ‘de eer’ van mijn familie hoog te houden en zo snel en zo goed mogelijk mijn studie af te maken; aan de andere kant probeer ik me niet te druk te maken en me niet zo te laten leiden door de verwachtingen van mijn familie.
De studiekeuze maakte ik in mijn eentje. Ik ging alleen naar open dagen en ik spitte in mijn eentje alle opleidingsbrochures door. Nadat mijn besluit vaststond, heb ik het besproken met mijn ouders. Ze wilden vooral weten of ik achter mijn keuze stond. Toen ik dat kon beamen, waren ze blij voor me.
Mijn ouders helpen me waar ze kunnen. Ik ervaar het dan ook niet als een probleem dat ze niet hebben gestudeerd. De steun van je ouders gaat verder dan alleen financiële hulp. Toen ik verhuisde, hielpen zij mee. Dat is net zo belangrijk voor me.”
‘Talent belangrijker dan afkomst’
Dat betekent niet dat de EUR geen rekening houdt met wat er mogelijk in de toekomst kan veranderen. Zo heeft de universiteit onlangs Hanneke Takkenberg als Chief Diversity Officer aangenomen. Haar taak is om een universiteitsbreed diversiteitsbeleid te ontwikkelen. In dat beleid is culturele diversiteit een van de prioriteiten. Momenteel zijn er nog geen concrete plannen specifiek gericht op toegankelijkheid voor eerstegeneratiestudenten.
“Wij hebben het adagium dat de studentenpopulatie een afspiegeling van de maatschappij moet zijn”
“Wij hebben het adagium dat de studentenpopulatie een afspiegeling van de maatschappij moet zijn”, aldus Hogendoorn. “Wat voor talent iemand heeft, is voor ons belangrijker dan zijn of haar afkomst. We gaan niet selecteren op afkomst in positieve of negatieve zin.
De universiteit heeft de afgelopen jaren wel een aantal maatregelen genomen voor alle (aanstaande) studenten, om uitval te voorkomen. Bijvoorbeeld het Pre Academic Programme van de Erasmus School of Law voor scholieren die zich inschrijven voor Rechtsgeleerdheid, Fiscaal recht, Criminologie of het Mr.drs-programma van de EUR.
Tijdens deze zomercursus krijgen de toekomstige studenten colleges, workshops en opdrachten waarin onder andere persoonlijk leiderschap, effectief studeren en kennismaking met de universiteit aan bod komen. Dit leidt tot zeer positieve resultaten. “De studentenpopulatie die daaraan meedoet, is qua achtergrond bijna één-op-één te vergelijken met de uiteindelijke groep eerstejaars rechtenstudenten. We zien dat de studenten die het Pre Academic Programme volgden, percentueel eerder hun eerste jaar halen en daarnaast ook nog eens gemiddeld een punt hoger scoren op hun tentamens”, licht Hogendoorn toe. Vooralsnog loopt dit programma alleen bij de rechtenfaculteit.
Rooskleurige toekomst

Het ziet ernaar uit dat de daling van studenten in het hoger onderwijs volgend jaar weer lijkt te stoppen. De universiteiten ontvingen 11 procent meer aanmeldingen voor 1 mei dan vorig jaar. Die stijging is trouwens vooral aan 28 procent meer buitenlandse aanmeldingen te danken, de groei van Nederlandse studenten was 6 procent. Wat daarvan overblijft, is ieder jaar weer afwachten, aangezien toekomstige studenten zich voor maximaal vier opleidingen kunnen inschrijven, kunnen zakken voor hun eindexamen of alsnog kunnen besluiten een tussenjaar te nemen. Of de daling van eerstegeneratiestudenten doorzet, kan dus ook pas over een jaar worden beantwoord.
Lees ook de special van EM over het leenstelsel om een overzicht te krijgen van alles wat er rondom de invoering gebeurd is.