Het is een uitdrukking die ik bij menige academische plichtpleging heb gehoord: ‘Achter elke succesvolle man staat een sterke vrouw’. Uiteraard ging het dan altijd om mannen die in het academische zonnetje werden gezet: bij vrouwen heb ik een dergelijke opmerking nog nooit gemaakt horen worden.
Hoe dan ook, dergelijke uitspraken doen vermoeden dat partners van academici vooral over een goed ontwikkeld incasseringsvermogen en een luisterend oor moeten beschikken. ‘Immer dragend, nimmer klagend’, dat idee. Kijk ik naar mijn eigen situatie, dan is dit slechts gedeeltelijk waar. Inderdaad heeft de onvoorwaardelijke steun van mijn vrouw me er op cruciale momenten doorheen gesleept. Er zijn nog altijd periodes dat ik bang ben dat men doorkrijgt dat ik ook maar wat aanklooi (het welbekende imposter syndrome). Verder zijn de keren dat ik haar voor het slapengaan heb beloofd ‘alleen nog even iets af te maken’ op mijn laptop, om vervolgens nog zeker een uur beneden te blijven zitten, niet meer op de vingers van één hand te tellen.
Maar misschien nog het belangrijkste is dat mijn vrouw, die een ‘gewone’ 9-tot- 5-baan heeft, me met beide benen op de grond houdt. Academici hebben namelijk nogal eens de neiging om de mores die binnen de muren van de universiteit gelden, klakkeloos toe te passen op het leven daarbuiten. In mijn geval betekent dat een vrijwel continue frustratie over de oppervlakkige wijze waarop wetenschappelijk onderzoek in ‘mijn’ veld en daarbuiten wordt weergegeven in de media. Ook denk ik te vaak dat niet-academici net zo geïnteresseerd zijn in mijn professionele mening als mijn collega’s. Mijn vrouw is er dan om me een broodnodige reality check te geven. Bijvoorbeeld die ene avond dat ik een dag lang op Twitter om me heen had zitten roeien in de hoop wat redelijkheid te injecteren in een verhit maatschappelijk debat. Mijn vrouw, allengs meer geïrriteerd en klaar om naar bed te gaan, zingt me op de wijs van Doe Maar spottend toe: “Hé, er zit een knopje op dat Twitter; die maakt je stukken minder bitter.” En, als ik even later nog steeds naar mijn telefoon aan het turen ben: “Wat heeft Twitter je buiten ergernis ooit opgeleverd?”
Ter verdediging voer ik aan dat zij toch ook veel tijd op het web doorbrengt en die ook niet altijd even nuttig besteedt: kattenplaatjes, modevlogs, dat soort dingen. Mijn vrouw kijkt me met één opgetrokken wenkbrauw aan, gaat in bed liggen, keert zich van me af en zegt dan: “Ik kan nu wel met je in discussie gaan, maar dat gaat me meer dan 140 tekens kosten, dus laten we dat maar niet doen. Welterusten.” Kijk, en daarom ben ik zo gek op haar. Tegengas en vlijmscherpe repliek, meer heeft een dramgat als ik niet nodig om een beetje normaal te blijven doen. Of, zoals ze het zelf zegt: “Ik sta altijd achter je, maar ook om je een schop onder je kont te geven als dat nodig is.”
Giorgio Touburg is promovendus aan de Rotterdam School of Management.