Mijn eerstejaars colleges sociologie staan mij dertien jaar na dato nog altijd helder voor de geest. Niet alleen omdat een van de docenten van dienst als enige een presentielijst bijhield en een aanzienlijk deel van zijn colleges vulde met integrale voordrachten uit het vuistdikke SCP-rapport De sociale staat van Nederland (ik zie een verband tussen de twee), nee, ook omdat hij zo nu en dan de tijd nam om stil te staan bij rechtsstatelijke principes, waaronder het begrip ‘partijdigheid’.

Zo legde hij in een van zijn colleges uit dat het dienen van andere belangen dan die welke horen bij de publieke functie die je vervult als overheidsfunctionaris, problematisch is en voorkomen moet worden. Mede hierdoor heb ook ik lange tijd gedacht dat je je als academicus maar beter niet bezig kunt houden met politiek activisme.

Inmiddels is mijn mening hierover flink veranderd. Hoewel een dergelijke scheiding tussen ideologie en wetenschap voor natuurwetenschappers nog wel vol te houden is, worden de waarnemingen van sociale wetenschappers beïnvloed door de maatschappelijke krachten die ze plegen te onderzoeken. De sociale werkelijkheid toont zich minder rotsvast dan de materiële werkelijkheid: wat waar, rechtvaardig of effectief is, hangt nogal eens af van de paradigmatische of methodologische bril van de onderzoeker in kwestie.

Het verlangen om de stelligheid van de natuurwetenschappen na te bootsen, is er desalniettemin nog altijd, met als gevolg een sterke neiging om de maatschappelijke stand van zaken als de logische uitkomst van een set natuurwetten te zien. Gevolg hiervan is dat de ideologische oorsprong en legitimiteit van die status quo zelden ter discussie staat, zeker als wetenschappers zich niet geroepen voelen om zich hierover uit te spreken. De Amerikaanse historicus Howard Zinn wist dit misschien nog wel het beste te omschrijven: ‘You can’t be neutral on a moving train.’ De maatschappij of de instituties waar je deel van uitmaakt – de trein – gaan een bepaalde richting op; door te blijven zitten laat je de trein rustig verder denderen. Spring je eraf en pruts je aan de wissels, dan kun je de richting wat veranderen. Maar vaststaat dat je ook door niets te doen bijdraagt aan een bepaalde situatie.

Wat eerdergenoemde docent van deze gedachtegang zou vinden? Die nam het zelf ook niet zo nauw met die onpartijdigheid: hij was lid van een van de drie traditionele partijen in dit land en schermde tijdens colleges met het feit dat hij ooit gepolst was voor een ministerspost. Dat doet denken aan een typetje van Kees van Kooten, de ijdele prof. dr. ir. Akkermans, die enthousiast rondbazuint dat zijn naam rondzingt op belangrijke ministeries (“Mijn naam circuleert ja; wordt in de mond genomen, zoals dat heet: Akkermans!”). Zo bezien was het afscheidscadeau van deze docent passend: een jaarlijks uitgereikte penning die zijn naam draagt. Drie keer raden wie hem als eerste in ontvangst mocht nemen…

Giorgio Touburg is promovendus aan de Rotterdam School of Management.