In haar boek The Entrepeneurial State prikt Mariana Mazzucato de hardnekkige mythe door dat technologische innovatie vooral plaatsvindt als de staat zich zo weinig mogelijk met het bedrijfsleven bemoeit. In werkelijkheid, zo laat ze zien, is staatssteun van onschatbare waarde, vooral bij risicovolle projecten. Neem de smartphone: hoewel gepresenteerd als het geesteskind van Steve Jobs, bouwt deze voort op langdurige investeringen van het Amerikaanse Ministerie van Defensie.
Burgers zijn dus via hun belastingafdracht co-financier van veel van de producten die ze als consument afnemen. En overheden hopen dat de innovaties waarin ze hebben geïnvesteerd zich vertalen naar goed verkopende producten waar ze btw over kunnen heffen. Zolang deze tripartiete samenwerking tussen staat, burger en bedrijfsleven in balans blijft, is zij voor alle partijen aantrekkelijk. Helaas wordt dat evenwicht nogal eens verstoord.
Weinig belasting
Ten eerste zijn multinationals in steeds mindere mate geneigd om belasting af te dragen in de landen waar ze opereren. Zo is Google in het Verenigd Koninkrijk onlangs na onderhandelen(!) met de overheid akkoord gegaan met een verhoging van haar effectieve belasting naar – schrik niet – 3 procent.
Ten tweede resulteert de investering van overheden in onderzoek niet zonder meer in lagere prijzen voor consumenten. Mazzucato geeft als voorbeeld de farmaceutische industrie in de Verenigde Staten, die zwaar leunt op door de overheid gefinancierd onderzoek, terwijl de prijzen van medicijnen bijzonder hoog blijven. De belastingbetaler betaalt zo dus dubbel.
Fight Club
Ook in de academische wereld is er scheefgroei tussen private en publieke belangen. Zo is sinds het besluit dat publicatie in wetenschappelijke tijdschriften de gouden standaard is voor academisch succes, de macht van academische uitgevers sterk toegenomen. De academicus is namelijk niet alleen leverancier, maar ook klant van de Springers en Sages van deze wereld. Het doet een beetje denken aan de film Fight Club, waarin de hoofdpersoon bekent dat hij naar liposuctieklinieken gaat om het afgezogen vet te stelen en te gebruiken voor de zeep die hij maakt en vervolgens aan diezelfde rijke stinkerds verkoopt.
En de belastingbetaler? Die betaalt twee, en soms ook drie keer mee aan het lucratieve bedrijfsmodel van de grote uitgeverijen. Ga maar na: academisch onderzoek wordt voor het grootste deel gefinancierd met publiek geld; vervolgens dragen academici ook nog eens een deel van dat publieke geld af aan de uitgevers om in hun tijdschriften te mogen bladeren; en ten slotte zijn er steeds meer tijdschriften die het lef hebben om auteurs om een publicatiebijdrage te vragen als hun manuscript is geaccepteerd.
Verzet
Geen wonder dus dat wetenschappers steeds meer in verzet komen: vorig jaar zegden de redactieleden van het linguïstische tijdschrift Lingua het vertrouwen in uitgever Elsevier op en richtten ze een nieuw, publiek toegankelijk tijdschrift op. Omdat de Nederlandse overheid besloten heeft om open access publiceren te stimuleren, trok zij via de NWO en de VSNU de portemonnee voor de eerste paar jaargangen. Kijk, en daar draag ik als belastingbetaler nou graag aan bij.