Ik word op woensdagavond opgebeld door een oude vriend, een jongen die ik op de middelbare school mijn beste vriend noemde. Hij vraagt me naar mijn plannen voor vanavond. Terwijl ik onderuitgezakt naar de televisie staar en mijn dagelijkse portie nieuws tot mij neem, antwoord ik dat ik later vanavond naar mijn studentenvereniging ga, maar dat ik verder nog niet echt plannen heb. Hij nodigt me uit om bij hem wat te komen drinken en even bij te praten. Ik stem in met zijn spontane voorstel en hang op.
Eigenlijk baal ik ervan dat het zo lang heeft geduurd voordat één van ons het initiatief nam om de ander gewoon even te bellen. We wonen allebei al sinds onze jeugd in Rotterdam, maar vanaf het moment dat we zijn gaan studeren, hebben we elkaar uit het oog verloren. Ik neig ernaar om studie- en werkdruk de schuld te geven, maar ik kan de schuld beter bij mezelf zoeken. Eén telefoontje was genoeg geweest.
Als ik me al fietsend een weg baan door het chaotische stadsverkeer, realiseer ik me dat wij elkaar al elf jaar kennen. Ik droom weg en denk terug aan onze tijd op de middelbare school en aan de vele uren die wij samen hebben gespendeerd, naast elkaar achter in de klas. Zou ik het nog net zo goed met hem kunnen vinden als toen? Bij zijn huis aangekomen, heb ik mijn fiets nog niet op slot gezet of de deur gaat open. Op zijn driedagenbaard na lijkt hij in ieder geval nog precies op het beeld wat ik me van hem herinner. Ik hobbel hem achterna het trappenhuis door naar zijn kamer.
Die blijkt verbazingwekkend goed opgeruimd. Opvallend, want ik meen me toch te herinneren dat hij van zichzelf nogal een sloddervos is. Nadat hij twee blikken bier op tafel zet, ploft hij naast me neer op de bank en steekt een sigaret op. Hij vraagt of ik er ook een wil. Ik schud van nee en vertel hem dat ik niet meer rook. Het is kenmerkend voor de relatie die we hebben: we kennen elkaar al jaren, maar we zijn niet meer de jongens die op de middelbare school zoveel met elkaar gemeen hadden.
In het uur daarna praten we elkaar bij over ons leven, over zijn studie, over mijn studie, maar ook over banale zaken als de maaltijden die je deze week weer met de AH-bonusaanbiedingen kunt samenstellen. Hij vertelt me dat hij sinds kort een vriendin heeft. Ik gniffel; waarschijnlijk is dat de reden dat zijn kamer zo netjes oogt.
De tijd kruipt voorbij. Hij is inmiddels uitvoerig aan het verhalen over zijn nieuwe passie: webcam-darten. Ik ben hem helemaal kwijt. Dus sla ik een derde biertje af en besluit om op te stappen. Op de fiets naar de studentenvereniging realiseer ik me dat het leuk was om een update te krijgen van elkaars leven, maar dat de tijd dat we goede vrienden waren nu toch echt voorbij is.
Wouter Meijer (23) is masterstudent Health Care Management