Peter Mascini is hoogleraar Empirical Legal Studies aan de Erasmus School of Law. Hij onderzoekt op welke aannames beleid en wetgeving gestoeld zijn, en hoe ze in de praktijk uitpakken. Hij richt zich met name op beleid over arbeidsomstandigheden, asiel en misdaadbestrijding.
De verwondering
“Wie rechts of conservatief is, gelooft in straffen, en wie links of progressief is, in rehabilitatie. Dat was een waarheid als een koe in klassieke sociologische theorie. Maar een jaar of tien geleden ontdekte een groepje tweedejaars studenten dat mensen die vonden dat verslaafden gestraft moesten worden, niet altijd tegen resocialiseren waren. Wel zagen ze dat mensen die conservatief zijn vaker nadruk leggen op straf, maar dat betekende niet dat ze tegen hulpverlening waren. Die bevindingen strookten niet met de theorie, dus daar wilde ik meer over weten.”
Het onderzoek
“Ik dook de literatuur in. En inderdaad, in empirische studies vond ik hetzelfde patroon: er bleek nauwelijks een sterke negatieve relatie tussen beide opvattingen, en ook de politieke achtergrond maakte minder uit dan vaak wordt aangenomen in de sociologische theorie. Dat riep de vraag op: wat is dan wél de progressieve tegenhanger van repressie? Samen met collega Dick Houtman ging ik op zoek naar een beter antwoord.
“Om daar achter te komen, besloten we een groter publieksonderzoek te doen via een steekproef van de Nederlandse bevolking. We legden deelnemers allerlei stellingen voor over hoe criminaliteit het beste kan worden aangepakt.”
Het eurekamoment
“Toen de antwoorden binnenkwamen, begon ik met analyseren. Eerst dat grote databestand door, variabelen controleren, nog een keer kijken of alles goed gecodeerd is. Bij kwantitatief onderzoek heb je echt zo’n moment van de waarheid. Je hebt de theorie uitgewerkt, de data verzameld, de hypothesen geformuleerd. En dan klik je, en zie je het resultaat verschijnen. Vaak valt het tegen, dan heb je iets verkeerd gedaan met de variabelen. Maar dit keer klopte het precies. Dat was wel een euforisch moment.
“We vonden dat zowel repressie als resocialisatie vanuit hetzelfde uitgangspunt vertrekken, namelijk dat regeloverschrijdend gedrag afwijkend is, en dat de samenleving dus moet ingrijpen om dat te corrigeren. Dat kan ofwel door straf, ofwel door heropvoeding. In beide gevallen is er sprake van sociale controle: het handhaven of herstellen van de maatschappelijke orde.
“Dat loste de puzzel op: niet resocialisatie, maar decriminalisering is de progressieve tegenhanger van repressie. De echte tegenstelling zit niet tussen straffen en helpen, maar tussen controleren en loslaten. Dat was voor mij echt een aha-erlebnis.”
De nasleep
“Onze bevinding leidde tot een methodologische discussie die nog steeds speelt over hoe je opvattingen over straf en resocialisatie meet. Het onderzoek waaide ook internationaal over. In de Verenigde Staten werd onderzocht hoe het Amerikaanse publiek denkt over misdaadbestrijding. Nog meer dan in Nederland wordt de publieke opinie daar vaak gezien als een tweedeling tussen republikeinen die hard willen straffen en democraten die voor hulp zijn. Maar ook daar bleek dat elkaar niet uit te sluiten. Hierdoor zou het debat over misdaad en straf minder ideologisch, minder langs politieke lijnen, en meer pragmatisch gevoerd kunnen worden.”
