Een half jaar nadat Jur onder medische begeleiding terugvloog naar Nederland ging hij wonen in het studentenhuis waar hij woonde voor zijn uitwisseling met Harvard. Zonder enige herinnering aan zijn zeven huisgenoten, betrok hij zijn oude kamer in het centrum van Rotterdam, om de hoek bij Café De Witte Aap. In huis waren de jongens lid van het Rotterdamsch Studenten Corps, net als Jur zelf. Zijn leeftijd was leidend; bij terugkomst was Jur niet meer verantwoordelijk voor de inkoop van wc-papier. Dat deden de nieuwste bewoners. De mores in huis waren verwarrend voor Jur. “Ik begreep niet waarom ik onaardig zou moeten doen tegen de jongste huisgenoten, hartstikke aardige gasten.”
Daarbij gingen er wat gekscherende stemmen op dat Jur de ontgroening opnieuw zou moeten doen, maar ook zonder herinnering aan de beginperiode was hij welkom bij de studentenfeesten. De eerste keer dat hij op de sociëteit binnenkwam, schrok hij wel even van hoe het eraan toe ging. “Er werd met bier gegooid en aan jasjes getrokken. Ik heb uiteindelijk een paar feestjes meegepakt, maar je hoeft geen bier te drinken om student te zijn. Mijn focus lag op afstuderen.”
Geen gisteren meer
In het kort vertelt Jur het verhaal dat hij zelf vergeten is, maar inmiddels al zo vaak heeft verteld dat hij het reproduceert alsof het zijn eigen herinnering is. In het derde jaar van zijn studie maakte hij een uitstap naar Harvard University, waar een periode met veel vrienden, hard werken en weinig slaap volgde. Tijdens spring break voelde Jur zich niet zo lekker, maar dat weerhield hem niet van een vakantie met zijn vriend Kevin in Mexico. Jur begon zich vreemd te gedragen; op een zeker moment vond Kevin hem zonder shirt op straat, op zoek naar een vriend die in Kopenhagen woont.
Het was foute boel. Jur had een hersenontsteking. Het herpesvirus – bekend van koortslippen – was in zijn hersenen terecht gekomen. Hij kwam in een kritieke toestand. Van het ziekenhuis in Mexico werd hij overgeplaatst naar een ziekenhuis in San Diego waar hij in sub-comateuze toestand de dagen sleet. Zijn ouders kwamen over naar Amerika, waar de artsen na een paar weken, met instemming van zijn ouders en op advies van een oom met een medische achtergrond, overgingen op een experimentele behandeling die tot dan toe alleen nog op ratten was getest. Uiteindelijk kwam Jur bij en herkende zijn eigen moeder niet.
Een doel, twee diploma’s
Na een periode van revalideren in Nederland werd hij weer student. Terwijl zijn huisgenoten ’s ochtends hun roes uitsliepen, zat Jur al vroeg in de bibliotheek om te studeren. Hij wilde op tijd naar bed, aandacht hebben voor sporten en hield met een horloge zijn stappen bij. Soms ging het wel eens mis met zijn ‘energiemanagement’ en hebben zijn huisgenoten hem in zijn bed gelegd nadat hij op de bank in slaap was gevallen. Maar Jur was vastberaden zijn diploma’s te halen. Het revalidatiecentrum had zijn ouders gewaarschuwd dat hij nooit meer zou afstuderen. ‘Wacht maar’, dacht Jur en hij pakte zowel zijn studie economie als filosofie op. Eerst volgde hij een paar vakken die hij al eerder had gehaald, om zichzelf bij te spijkeren, om vervolgens nieuwe colleges bij te wonen. Nieuw of oud had voor Jur weinig betekenis; voor hem bestond louter het onbekende.
Dat onbekende trad hij met nieuwsgierigheid tegemoet. Medestudenten bracht hij regelmatig op de hoogte van zijn geheugenverlies, waarop hij meteen vroeg of hen iets was opgevallen. ‘Zijn nieuwsgierigheid’ was steevast het antwoord. “En”, liet een medestudent uit een van zijn werkgroepen via app weten, “je knikt altijd mee met het verhaal van de professor. En je stelt vragen omdat je een antwoord wil, niet omdat het om tentamenstof zou gaan.” Jur haalt zijn schouders erbij op, maar is zich er tegelijkertijd van bewust dat zijn gedrag ‘blijkbaar’ opvalt. “Ik heb feedback nodig om te weten wanneer mijn gedrag irritant wordt; Ik wil niet de irritante zijn. Dat voel ik niet altijd aan. Dat ben ik aan het leren.”
Sociale regels zijn impliciet
Juist de sociale regels, de dingen die niemand expliciet vertelt, maar die iedereen lijkt te weten, zijn ingewikkeld om te leren. Hoeveel afstand je tot elkaar houdt in een gesprek, bijvoorbeeld.
Tijdens een kerstfeestje bij zijn ouders thuis vertelde Jur een kennis enthousiast over zijn scriptie. Telkens als hij te dichtbij kwam zette de kennis een stapje achteruit. Jur bleef doorvertellen en stapte gewoon mee. Uiteindelijk hebben ze samen driekwart rondje om de tafel gemaakt, waarna zijn moeder Jur later vertelde dat hij in het vervolg een armlengte afstand van de ander als vuistregel kon aannemen. “Mensen moeten het tegen me zeggen. Anders weet ik het gewoon niet.”
En zelfs als mensen hem vertellen hoe je je wel en niet hoort te gedragen, is de praktijk weerbarstig. Net toen zijn moeder had uitgelegd dat je je moeder of je oma geen ‘schat’ noemt, sprak de bloemenverkoper in de Jordaan Jurs moeder aan met lieverd.
Ook de universiteit en zelfs de tentamens zijn niet wars van sociale codes. “Het is bij tentamens belangrijk hóé je een vraag beantwoord. Dat is ingewikkeld. Ik gaf niet de antwoorden volgens het antwoordmodel”, zegt Jur. Zijn broertje gaf hem wel eens wat pragmatische adviezen door naar oude tentamens te kijken en te concluderen dat Jur sommige hoofdstukken gewoon even kon overslaan tijdens het studeren.
Uiteindelijk was zijn doel toch, behalve alles weten, ook afstuderen. Voor zijn laatste vak, net voor de eindstreep, kreeg hij een 5,4 voor zijn tentamen. Hij kon de stof dromen, dus enigszins verontwaardigd ging hij naar de inzage. Daar las de professor zijn antwoorden een aantal keer over en concludeerde vervolgens dat Jur de stof werkelijk had begrepen. Met zijn antwoorden kon de professor alleen het antwoordmodel niet afvinken. “Ik kreeg een 6,4.”
De toekomst
Jur rondde zowel zijn studie Economie als Filosofie af met een scriptie over het geheugen, met de conclusie dat mensen het verhaal zijn dat ze aan zichzelf vertellen. Hij noemt zichzelf een nieuwsgierige jongen die meer wil weten over hoe hersenen in elkaar zitten en met zijn stichting ItsME – voor meer bewustzijn over hersen- en hersenvliesontsteking – de wereld wil verbeteren. “We weten meer van de maan, dan van onze eigen hersenen,” concludeert Jur verbaasd, “terwijl in Nederland 10 tot 15 mensen per dag worden getroffen door een hersen- en hersenvliesontsteking.”
De stichting heeft inmiddels acht onderzoeken naar hersenen gefinancierd. Ze zijn hem allemaal dierbaar, maar als hij er een moet kiezen, noemt hij het onderzoek naar risicofactoren voor de ontwikkeling van een hersenontsteking. Wat is de oorzaak? Zelf doet hij alvast een duit in het zakje. Op Harvard heeft hij te hard gewerkt en te weinig geslapen. “Ik heb gesprekken teruggelezen waarin ik om drie uur ’s nachts naar vrienden stuurde dat ik nog zat te werken. Acht uur slaap, Jur. Dat zou ik tegen die jongen willen zeggen.”
De jongen die Jur was is niet dezelfde als die hij nu is. De afgelopen jaren heeft hij vooral gezocht naar wat bij hem past, naar wie hij zelf is zonder aangeleerde patronen. Zijn politieke voorkeur is veranderd, net als zijn ambities. Uit verhalen weet hij dat de jongen van toen economisch consultant wilde worden. Nu volgt hij een opleiding tot leraar economie en gaat elke zondag naar het Socrates café in Amsterdam. Hij wil mensen helpen en leerlingen opleiden. Met zijn stichting wil hij kennis verbreden en bewustzijn creëren over hersen- en hersenvliesontsteking. Hij hoopt dat huisartsen symptomen sneller erkennen, zodat mensenlevens gered kunnen worden. Regelmatig geeft hij lezingen, waarbij hij eindigt met een advies aan het publiek: “Ik raad niemand aan om zo ziek te worden als ik was. Maar ik raad iedereen aan geen slachtoffer van het verleden te zijn, maar een directeur van de toekomst. Leef onbevangen, want van het onbekende kunnen we veel leren.”
Wil je meer weten over Jur, zijn verhaal of zijn stichting. Op zijn website dejongenzondergisteren.nl vind je links naar zijn boek, de podcast en de televisieserie die momenteel wordt uitgezonden op NPO 1.