In plaats van te vervallen in ‘wij versus zij’ moeten we samenwerken met de Europese hogeronderwijsruimte (EHOR) om de in- en uitstroom van studenten beter in balans te brengen. Als we de onderwijsstelsels in het hele EHOR-gebied even aantrekkelijk maken, wordt het studentenleven in Nederland duurzamer. Momenteel is het Nederlandse onderwijsstelsel simpelweg te aantrekkelijk voor studenten in vergelijking met andere onderwijsstelsels.
Tijdens de Tweede Kamerverkiezingen van afgelopen november hadden bijvoorbeeld drie van de vier grote partijen (PVV, NSC en VVD) het beperken van de internationale instroom van studenten als belangrijk programmapunt. Belangrijke problemen zijn het woningtekort, de verslechterende Nederlandse taalvaardigheid en de concurrentie tussen internationale en Nederlandse studenten bij de toelating tot opleidingen. Universiteiten ondernemen nu actie op dit gebied, tot grote vreugde van veel Nederlandse studenten.
Maar daarmee zien we niet het hele plaatje. Feit is dat Nederlandse studenten Nederland kunnen verlaten om in andere landen verder te studeren. En dat doen we dan ook, in groten getale. Volgens cijfers van de Europese Commissie heeft 24,9 procent van de Nederlandse afgestudeerden een studiegerelateerde periode in het buitenland doorgebracht (uitgaande mobiliteit), waarmee Nederland op de vierde plaats staat van de 42 onderzochte EHOR-landen. Alleen Andorra, Luxemburg en Cyprus staan boven ons. Daarbij moeten we wel bedenken dat die landen heel weinig inwoners hebben, wat de cijfers kan vertekenen (bv. 91 procent voor Andorra).
Onze uitgaande mobiliteit hebben we voor een groot deel te danken aan de NVAO, de gerenommeerde gezamenlijke accreditatieorganisatie van Nederland en Vlaanderen. De NVAO zorgt ervoor dat door de hoogste kwaliteitsborging onze referenties internationaal heel hoog aangeschreven staan. Dit maakt het voor Nederlandse studenten makkelijker om naar buitenlandse universiteiten te gaan dan voor studenten uit de meeste andere landen. Natuurlijk speelt de gemiddelde welvaart van Nederlandse burgers ook een grote rol.
Tegelijkertijd hebben we ook de luxe om juist niet naar het buitenland te gaan, omdat Nederland zelf voor studenten een heel aantrekkelijk landschap biedt. Volgens The Guardian en Forbes houdt dit meer in dan alleen een goed presterend zakelijk en academisch klimaat. Het gaat ook om dingen als de uitstekende mobiliteit dankzij de fiets, sport als integraal onderdeel van het leven en relatief lage collegegelden.
Daarnaast is het vanzelfsprekend om na de bachelor een master te doen, wat ook als een pluspunt wordt gezien. Van de eerdergenoemde 24,9 procent is daarom maar 2,3 procent ook in het buitenland afgestudeerd. Dit wijst erop dat de tijd die in het buitenland wordt doorgebracht meestal relatief kort is en meer luxe dan (kwalitatieve) noodzaak.
Deze balans is omgekeerd voor landen waar de binnenlandse academische kwaliteit over het algemeen minder is. Van de 91 procent van de Andorrese afgestudeerden die in het buitenland studeerden, studeerde bijvoorbeeld 83 procent ook in het buitenland af.
Terugkerend naar Nederland zien we dat gemiddeld 11,7 procent van de studentenpopulatie een internationale achtergrond heeft. Daarmee staat Nederland op plaats 8 van de 44 EHOR-landen. Van dat gemiddelde blijft niet minder dan 6,4 procent gedurende de hele studie in Nederland.
De cijfers springen nog meer in het oog als ze in absolute termen worden bekeken. Volgens Statista is Nederland het vijfde Europese land op de lijst in absolute aantallen buitenlandse studenten. In combinatie met de grote groep studenten met een internationale achtergrond geeft dit aan dat ook de binnenlandse studentenpopulatie in ons land relatief groot is. Dit is op zijn beurt een aanwijzing dat Nederlanders gemiddeld hoog opgeleid zijn en welvarend, waardoor ze het zich kunnen veroorloven om te studeren. Het feit dat onze studentenpopulatie groot blijft, sluit ook aan bij de overtuiging dat Nederland een aantrekkelijk academisch klimaat biedt. Het lijkt onwenselijk voor Nederlandse studenten om het land te verlaten om niet-luxueuze studiegerelateerde redenen. Onderaan de streep stelt de OESO terecht dat Nederland een van de meer geïnternationaliseerde hogeronderwijsstelsels heeft.
Het is belangrijk om te proberen de in- en uitstroom van studenten beter in evenwicht te brengen. Laten we daarom naar de EHOR kijken om de onderwijsstelsels over het hele gebied even aantrekkelijk te maken door de best presterende stelsels zoals dat van Nederland te evenaren. Dit was immers een van de belangrijkste doelstellingen van de Bolognaverklaring, die al in 1999 werd ondertekend. Op die manier kan de (langdurige) uitstroom van Nederlandse studenten toenemen, terwijl de instroom kan afnemen naarmate andere onderwijsstelsels net zo aantrekkelijk worden als dat van Nederland. Dit is de meest wederzijds voordelige en op samenwerking gebaseerde manier om de problemen op te lossen die momenteel in Nederland tot felle maatschappelijke discussies leiden.