Op 7 oktober pleegde Hamas een terroristische aanval op Israël, daarna begon dat land een genocidale oorlog in de Gazastrook. Amsterdam hees daarop in de Stopera (het lokale stadhuis) de Israëlische vlag. Halsema vergat dat zij burgemeester was van alle Amsterdammers, ook die met een Palestijnse achtergrond. Voor ambtenaren van Gazaanse afkomst moet het vreemd zijn geweest om deze dagen naar hun werk te gaan, in een gebouw waar deze vlag werd uitgehangen. Rotterdam deed niet mee aan dit vlagvertoon, burgemeester Aboutaleb begreep dat de stad geen partij moest kiezen tussen de extremisten in de regering van Israël en de terroristische organisatie van Hamas. Waar we wel partij voor moeten blijven kiezen zijn de mensen in Gaza.

Ik ben trots dat we een generatie studenten hebben die bereid is onrecht aan te klagen en in actie te komen. Op de universiteit zou voor dit activisme alle ruimte moet zijn, wat mij betreft ook voor bezettingen en overnachtingen op het campusterrein: we hebben in dit land allemaal het recht om te demonstreren. Waar ik echter geen begrip voor heb zijn buitenstaanders die zich van deze acties meester maken om onze studenten te intimideren en vernielingen aan te richten, zoals in Amsterdam gebeurde: er is in een democratie geen recht om te molesteren. Helemaal geen begrip heb ik voor het college van bestuur in Amsterdam dat in onderhandeling ging met gemaskerde relschoppers, die net voor miljoenen schade hadden aangericht aan dezelfde universiteit.

Het lijkt even wennen voor universiteiten, de omgang met dit nieuwe activisme. In het verleden werden demonstraties vooraf vaak goed georganiseerd en kenden de organisatoren veelal de deelnemers. Dit organisatorisch vermogen lijkt nu wat minder. In deze tijd van sociale media gaat het ook sneller en kunnen groepen mensen zich zo bij een demonstratie aansluiten en die naar hun eigen hand zetten. De gebeurtenissen in Amsterdam confronteren ons met de vraag wat de universiteit eigenlijk is. Dit is niet een plek waar je geweld kunt plegen en vervolgens je gelijk kunt opeisen. Wel moet het een plaats zijn van discussie, waarbij mensen gezamenlijk tot een analyse kunnen komen: minder politiek vlaggezwaai en meer het inhoudelijke debat.

Dit jaar is het 500 jaar geleden dat Erasmus zijn boek schreef over de vrije wil (De libero arbitrio, 1524). Dit was een tijd van politieke polarisatie en religieuze strijd, vooral tussen de katholieke kerk en reformatoren als Luther. Erasmus was de meest invloedrijke denker van die tijd en allebei de kampen eisten dat de filosoof hun kant zou kiezen. Het bijzondere van Erasmus was dat hij dit weigerde: voor hem was het niet zozeer de taak van een academicus om in een politiek conflict een kant te kiezen, maar vooral om conflicten te analyseren en mensen te waarschuwen tegen de gevaren van oorlog. Zoals Erasmus deed in zijn Lof der Zotheid en De klacht van de vrede. Want een overtuigend argument heeft helemaal geen geweld nodig.

Ronald van Raak column1-Levien, Pauline

Lees meer

Voorzichtig roekeloos met Jos de Mul

De vervuiling van de planeet, de opwarming van de aarde of het uitsterven van andere…