De stedentrip naar Krakau had mijn moeder ons al een tijd geleden cadeau gedaan voor het afronden van mijn oudste coschap. Ik ben blij er te zijn, samen met mijn moeder. Bij aankomst domineert echter vermoeidheid en prikkelbaarheid, van mijn intense coschapweken en de schietpartij in het Erasmus MC.

Ik was niet ter plekke. Ik was net aangekomen voor een avonddienst op de spoedeisende hulp in een ander ziekenhuis, toen de stroom aan berichtgeving mijn telefoon bereikte. In mijn hoofd schaalde het drama zich op met elk gerucht. Drie schutters, bommen die af zouden gaan bij Blaak. Zenuwachtig bereidde ik mij mentaal voor op koolstofinhalatietrauma’s, reanimaties, dode studenten. Gelukkig niets van dat.

Het is een welkome afleiding, de mooie stad, de oude kerk, de sarcofaag. Ik neem een foto voor mijn oom.

Mijn oom is een uiterst kritische conservatoriumdirecteur, die niet schroomt de grootste componisten met de grond gelijk te maken. Maar over Penderecki niets dan lof. Jongensachtig zijn ogen, wanneer hij mij over hun ontmoeting in 1984 vertelt.

Acht jaar geleden inmiddels, introduceerde hij mij bij Penderecki, middels zijn compositie Threnody for the victims of Hiroshima. Idiomatisch leidde hij het intense werk spaarzaam in.

Plots: woeste klankclusters, die elkaar een voor een in de reden vallen, en het totaal binnen een aantal seconden omtoveren tot een totale kakofonie. Vervolgens: snarengetrek en houtgekletter, het uitdijen van klankenclusters als luchtsirenes. Afzwakken, opdoemen. Plots, krachtig, dissonant. Een aantal minuten passeerden, ik keek mijn oom aan. Zijn gelaat was ontspannen, hij luisterde aandachtig.

Een ‘threnody’ betekent zoveel als een klaagzang. Het werd geschreven in 1960 voor de slachtoffers van Hiroshima. Tot zover zijn uitleg, en duiding. Ik moest er verder zelf maar chocolade van maken. Ik snapte er geen snars van. Hoe kan dit muziek zijn? Hoe brengt deze muziek nou soelaas? Rouw kende ik van dromerige pavanes en neerslachtige liederen. Hoe vertegenwoordigt dit rouw?

Mijn oom is dankbaar voor de foto. Hij benadrukt dat Penderecki een van de grootsten was. Hij vraagt mij of ik zijn muziek wel eens luister.

Die avond zet ik mijn koptelefoon op, sluit ik mijn ogen, en luister ik naar de klaagzang van Penderecki. De muziek boezemt angst en paniek in: onwillekeurig verbeeld ik me de wirwar aan emoties van studenten die dokter Damen voor hun ogen neergeschoten zagen worden. Ik verbeeld me de studenten die niet wisten hoe snel ze het trappengat van het GK-gebouw af moesten rennen. Studenten, opgesloten in toiletten, van het terras af hangend, hun laatste berichtjes naar geliefden sturend. Ontroostbare kinderen. De klank en de geur van de vlammen in het Onderwijscentrum, het opgeworpen roet. De verstikking.

Het intense verdriet van de tijd erna.

Ik begrijp de muziek. Het geeft geen emotie weer: het stuk ís de emotie. Er is geen soelaas, geen verlossing. Het confronteert, zo rouwt het.

Het is verschrikkelijk wat er is gebeurd.