Gloios, heette het oud-Griekse drankje van zweet. Na het sporten schraapten Olympiërs het zweet, dat gemengd was met zand en olie, van hun lichaam en verkochten het vervolgens als heilzaam goedje. Een slok van deze geurige wonderolie, die geassocieerd werd met fysieke kracht, zou een genezend werking hebben en pijn verlichten.

Het is een van de verhalen die Ruben Verwaal, historicus en conservator bij het Erasmus MC, verzamelde voor zijn boek Bloed, zweet en tranen. Een geschiedenis van de vloeibare mens. Een vrouw uit Hoorn die zich waste met de ochtendurine van haar bediende en Nederlanders die aan de eettafel spuugden in rijkelijk versierde spuwpotten zijn twee andere voorbeelden van verhalen die Verwaal uit archieven viste. Allemaal om één ding aan te tonen: we hebben niet altijd een problematische verhouding gehad tot onze lichaamssappen.

Krampachtig

Het is zo’n tien jaar geleden dat Verwaal een scriptie schreef over een anatomische collectie – die enkel bestond uit vaste delen van het lichaam, zoals botten – en zich afvroeg: waarom hebben we het niet over de vloeibare delen? Het leidde uiteindelijk tot het boek, waarin de historicus zich richt op de sappen die met enige regelmaat uit het lichaam stromen: zweet, speeksel, oorsmeer, bloed, menstruatiebloed, pus, urine, zaad, melk en tranen.

Ruben Verwaal-Bloed Zweet en Tranen-Erasmus MC-reanimatiepop-potje urine-2023-2_Ronald van den Heerik
Hartritmesimulator Harvey met het urinepotje van Ruben Verwaal. Beeld door: Ronald van den Heerik

Het is volgens Verwaal belangrijk om het over die lichaamssappen te hebben. “We hebben tegenwoordig een heel ongezonde relatie met onze eigen sappen”, zegt hij. Waarom moeten mensen die borstvoeding geven zich op het werk afzonderen in een kolfhok, bijvoorbeeld? Waarom praten we vrijwel niet over menstruatiebloed? Waarom gebruiken we deo en ruiken we niet gewoon naar onszelf? “Ik hoop dat we wat minder krampachtig worden.”

Verwaal is er zelf niet zo krampachtig over. Als je je zoveel bezighoudt met lichaamssappen, gruwel je niet meer van ‘vieze’ verhalen. “Een tijdje geleden was ik bij een gezellig diner en vroegen mensen waar ik me mee bezighield”, herinnert hij zich. “Ik zei toen doodleuk: ‘ik schrijf een hoofdstuk over oorsmeer’, terwijl ze soep zaten te eten. Daar walgden ze even van. Ik vergeet dat mensen er op een andere manier mee bezig zijn dan ik.”

Cultuur

Kunnen we onze sappen maar beter in het wild laten vloeien en het verbod op wildplassen opheffen? Zo ver wil Verwaal niet gaan. “Natuurlijk speelt hygiëne een rol”, zegt hij. Urine kan bijvoorbeeld geen kwaad wanneer het net uit de blaas komt, maar na een tijdje begint het te rotten. “Maar driehonderd jaar geleden was het normaal dat urine in alle lagen van de samenleving gebruikt werd. Als schoonmaakmiddel in de textielnijverheid, moisturizer voor de huid, ingrediënt voor geneesmiddelen – de lijst is eindeloos. Cultuur heeft minstens zoveel impact als hygiëne op hoe wij onze vloeistoffen ervaren.”

Het boek kan volgens Verwaal een discussie aanwakkeren over hoe wij in de huidige cultuur met onze lichamelijke vloeistoffen omgaan. “Geschiedenis is een veilige plek om taboes te doorbreken”, zegt hij. “Een verhaal van driehonderd jaar geleden confronteert mensen niet direct met henzelf of politieke ideeën. Maar die verhalen geven wel de ruimte om het over de huidige tijd te hebben.”

Bovendien geeft zo’n onderwerp volgens Verwaal inzicht in wat er écht speelt onder mensen. Het is een keer wat anders dan geschiedenisboeken over veldslagen van keizers of kunstwerken van grote namen. “Het onderwerp lichaamssappen is inclusief: het gaat over zowel de menstruatie van koningin Marie Antoinette van Oostenrijk als over de Tilburgse textielarbeiders die met hun urine wol wasten.”

Titel: Bloed, zweet en tranen. Een geschiedenis van de vloeibare mens.

Auteur: Ruben Verwaal.

Uitgeverij: Thomas Rap.

Nog geen reactie — begin de discussie!