Bij de Erasmus School of Economics (ESE) herkennen docenten het fenomeen. “We zien dat sommige onderdelen van de vwo-examenprogramma’s, zoals meetkunde, zijn geschrapt. Daarnaast is het aantal uren wiskunde op het vwo al vaker verlaagd. Daardoor zijn instromende studenten minder getraind dan vroeger”, constateert docent Christiaan Heij van de opleiding Econometrie. Al sinds 1989 geeft hij Statistiek aan eerstejaarsstudenten.
Niet nieuw
Maar dit is niet iets van de laatste paar jaar, benadrukt Heij. In 2007 veranderde de opleiding al de opbouw van het wiskundeonderwijs vanwege het lagere instroomniveau. “We konden niet beginnen met ons eerste wiskundevak omdat het simpelweg te moeilijk was voor de studenten. Dus toen hebben we er een vak voor gezet, namelijk Basiswiskunde. Dat vak behandelt onderwerpen die vroeger op school werden gegeven.”

Riley Badenbroek is een van de docenten wiskunde bij Economie. Hij ziet een groot niveauverschil tussen de studenten. “Sommigen halen fluitend mijn vak, anderen hebben er veel moeite mee”, vertelt hij.
Als docent probeert hij beide groepen zo goed mogelijk te bedienen. “In de collegezaal is de ruimte beperkt, want je geeft college aan een paar honderd man. Dus daar bespreek ik vooral de opdrachten. Ik probeer stapsgewijs te werk gaan en ik laat ruimte voor vragen, zodat iedereen het kan volgen.”
De theorie bestuderen de studenten vooraf in korte filmpjes. “Het voordeel daarvan is dat studenten de uitleg kunnen terugspoelen en de stof op hun eigen tempo tot zich kunnen nemen”, vertelt hij. “Maar deze manier van werken is niet nieuw, mijn voorganger deed het tien jaar geleden al zo.”
Adviesbeleid

Je kan studenten niet kwalijk nemen dat ze niet het juiste niveau hebben, vindt docent Emö Oldenkamp. Ze verzorgt het wiskundeonderwijs voor eerstejaarsstudenten Econometrie. “Dat vwo-leerlingen minder wiskunde voorgeschoteld krijgen, bepaalt de politiek”, zegt ze. “Maar we moeten studenten wel tijdig laten merken dat hun kennisniveau niet voldoende is en dat ze heel hard moeten werken als ze de studie toch willen doen.”
Vwo-leerlingen moeten een diploma met wiskunde B op zak hebben om de studie Econometrie te mogen volgen. Wanneer ze zich aanmelden, vraagt de opleiding naar hun wiskundecijfer. “Als ze een zeven of lager hebben, krijgen ze een negatief advies”, vertelt Heij. “Grof genomen scoren instromende studenten hier twee punten lager dan op school. Dus heb je voor wiskunde B een acht op school, dan zit je hier op een zesje. Je ziet dat 70 procent van de studenten die een zeven kregen op school, de vakken in het eerste jaar niet haalt.”
Ondersteuning voor studenten

Om nieuwe studenten te ondersteunen biedt die opleiding een online wiskundecursus aan die je kunt volgen voor het begin van je studie. Het cursusprogramma houdt via een instaptoets rekening met het niveau van de student.
Bij Econometrie geven docenten in het eerste blok zo veel mogelijk begeleiding aan studenten, vertelt Oldenkamp. Om deze reden ging het vak Inleiding Analyse bijvoorbeeld een paar jaar geleden van vier naar zes studiepunten met veel meer contactmomenten. “Bij dit vak hebben we zes uur colleges, twee uur tutorials en twee extra vragenuurtjes per week. Zo kunnen ze alles vragen en extra uitleg krijgen”, zegt ze.
Online platform

Instromende studenten met alleen wiskunde B lopen volgens Heij achter bij internationale studenten en Nederlandse studenten die ook wiskunde D hebben gedaan. Om de niveauverschillen bij studenten Econometrie op te vangen ontwikkelen Oldenkamp en Heij momenteel een online platform. “Volgend jaar gaan we videomodules aanbieden. Een paar onderwerpen behandelen we dan niet meer in het college. Studenten moeten in plaats daarvan zelfstudie doen: de video bekijken en online oefeningen maken. Zo hopen we wat extra ondersteuning te kunnen bieden aan studenten die het nodig hebben.”
Dit doen de docenten ook om het vereiste eindniveau te handhaven. “Er is een grens aan het niveau van wiskunde waarmee je kan beginnen, want anders kom je nooit op het eindpunt. Studenten worden opgeleid als econometrist, dus ze moeten aan het eind van de opleiding een bepaald niveau bereikt hebben”, zegt Heij.
Gemotiveerd
De drie docenten zijn vrij optimistisch. “De meeste studenten zijn bereid om hard te gaan werken. Hun wat lagere instroomniveau is niet een onoplosbaar probleem, maar je moet als docent goed kunnen inschatten en begeleiden. Volgens mij loopt het aardig goed”, zegt Heij. “We draaien inderdaad meer uren, de opleiding erkent ook dat het nodig is.”
Oldenkamp beaamt dat. “Degenen die de studie serieus aanpakken halen het ook.” Badenbroek: “We passen ons niveau niet aan aan het niveau van de instroom. Ik leg de lat ergens en ik probeer zo veel mogelijk studenten over die lat heen te trekken. Uiteindelijk is het doel niet om iedereen een voldoende te geven, maar om iedereen de stof goed te laten beheersen.”
Als coach van LOC merk ik dat veel docenten de laatste jaren moeite hebben met de motivatie van leerlingen. Ik ben benieuwd of dit straks ook zijn weerslag heeft bij hogere opleidingen. Zoals in het artikel aangegeven, “de meeste studenten zijn bereid om hard te werken” Ik heb het idee dat dit door het coronatijdperk wel veranderd is. (overigens wel mooi om te lezen dat digitale middelen goed worden ingezet)
Reageren niet meer mogelijk.