Vorige week hield minister Robbert Dijkgraaf de jaarlijkse Kohnstammlezing over maatschappij, onderzoek en onderwijs. Zijn betoog klonk inmiddels bekend. Hij wil bijvoorbeeld meer waardering voor het beroepsonderwijs en streeft naar grotere vrijheid in onderwijs en onderzoek.
Als een echte politicus wilde hij ook enkele successen verzilveren, zoals de herinvoering van de studiebeurs, de nieuwe investeringen in onderwijs en onderzoek en de komst van een ‘slimmer’ (minder vol) collegejaar. Hiermee probeert hij de druk op jonge mensen enigszins te verminderen.
'Ik schrik soms'
Maar na afloop kreeg hij vragen uit de zaal. Een student vroeg naar zijn inschatting: denkt hij dat studenten nog hoopvol naar de toekomst kijken? Toen liet hij, na een betoog over optimisme en vooruitgang, iets van zijn ergernis en frustratie zien. “Ik schrik soms, als ik met studenten spreek, hoe negatief ze zijn.”
Hij snapt hun zorgen over schulden, de huizenmarkt en flexcontracten, zei hij, maar de arbeidsmarkt is nog nooit zo goed geweest en kinderopvang wordt bijna gratis. En sommige dingen, zoals stress, spelen in de hele samenleving. “Het is niet alleen financieel.”
Maar de hogere rente op studieschulden helpt niet echt mee, wierp de student tegen. Dijkgraaf had er weinig geduld mee. Het zijn altijd studenten uit het hoger onderwijs die daarover klagen, sneerde hij. Iedereen met spaargeld of een hypotheek weet dat de rente verhoogd wordt.
“Ik voel wel de emotie, maar het zijn ook wel de hoogopgeleide mensen die zeggen: compenseer ons voor dit of voor dat”, stelde Dijkgraaf. Hij wees de vragensteller op de andere helft van de maatschappij, die minder mogelijkheden en een lager inkomen heeft. “Ik snap mensen die zeggen: wij willen een betaalbare woning hebben. Maar iederéén wil dat. Daar ben jij niet alleen in. Dat geldt voor de hele generatie, of je nou gestudeerd hebt of niet. En dat is niet een-twee-drie te regelen.”
'Een lachertje'
“Eerlijk gezegd raakt het me echt dat jouw generatie zo negatief naar de toekomst kijkt”, vervolgde de minister. Hij gaf een voorbeeld. Het kabinet heeft voor de koopkracht van studenten 500 miljoen euro extra uitgetrokken. Dat bedrag, omgerekend 165 euro per maand, komt volgend jaar boven op de basisbeurs voor uitwonenden. “Daar heb ik enorm weinig reacties op gekregen”, vertelde hij. “We hebben 500 miljoen euro gegeven aan het best opgeleide deel van de samenleving en dan krijg ik terug als officiële reactie van de studentenorganisaties: het is een lachertje. Dat is op een gegeven moment lastig uit te leggen aan de rest van de samenleving.”
De student voelde zich niet aangesproken. Zijzelf is 19 en heeft geen schulden, zei ze, en ze is ook blij met het extra geld. De woede zit volgens haar vooral bij studenten van de ‘pechgeneratie’ boven haar.
Dat woord werkte als een rode lap op een stier. “Sorry, maar waarom is het de pechgeneratie?”, vroeg Dijkgraaf. Nou, omdat ze heel veel schulden hebben en geen basisbeurs kregen, was het antwoord.
Geluksgeneratie
De minister leek het allemaal maar onzin te vinden. Volgens hem praten mensen over schulden van 80.000 euro, terwijl de misgelopen basisbeurs alles bij elkaar maar 15.000 euro bedroeg. Dan zouden ze dus alsnog met een schuld van 65.000 euro zitten.
“Het is wel een generatie met de beste arbeidsmarkt die we ooit hebben gezien”, schetste hij. “De banen liggen echt voor het oprapen.” De dertigers van nu hebben goedkope kinderopvang misgelopen, de veertigers en vijftigers krijgen te maken met een pensioenverandering. Die zou je ook pechgeneraties kunnen noemen. En hoe weet je eigenlijk wat toekomstige studenten allemaal gaan meemaken? “Waarom zijn zij de ‘geluksgeneratie’?”
Je kunt eigenlijk niet van pechgeneratie spreken, meende hij. “Ik snap het frame, maar ik twijfel of het het juiste woord is, eerlijk gezegd.”