Ik passeer de eik. Uit mijn oortjes toetert het wat manische Gloria van de Franse componist Poulenc, en vanuit een enigszins geëxalteerde gemoedstoestand besluit ik de natte herfstzon te confronteren met mijn blik. Gloria! In excelsis Deo!
Enige seconden ben ik volledig verblind. Het eerste wat ik weer zie nadat het licht mijn ogen met rust laat, is het roze snoetje van de big op het uithangbord van Pannenkoekenhuis Boshut de Big.
Ik kom aan bij de psychiatrische instelling. Het is gebouwd van de ongezellige soort grijze strengpersbaksteen, met van die puntdakkassen ertussen gepropt. Blijkbaar was dat ooit mooi.
Samen met de psychiater beoordeel ik een patiënt. Het begint al met een wat te indringende blik en een wat te straffe handdruk. Hoe bent u hier terecht gekomen? “Ja, ik, weet je wel, ik was gewoon met de bus onderweg naar mijn familie. Mijn familie hield een feest voor mij omdat ik net uit de bajes kwam. Ja er is veel gebeurd. Vroeger werd ik mishandeld door een tante. Toen ik twaalf was ging het helemaal fout en kwam ik aan de drugs. Ik…” Ik kijk gelaten zijlings, naar de psychiater.
Die onderbreekt hem. “Ik begrijp dat er veel is gebeurd in uw leven. Dat heeft, als ik het goed begrijp, allemaal te maken met de reden waarom u hier terecht bent gekomen. Mijn collega en ik willen daar zeker meer van af weten, maar wat later in het gesprek. Waar wij nu naar benieuwd zijn: wat is de reden dat u nú bent opgenomen?”
Wat later, tegen mij. “Een goede psychiater leest tussen de regels door. Deze meneer heeft een manische episode. Als je dat weet, kan je de juiste gesprekstechnieken toepassen. Vraag gesloten vragen. Maak het concreet. Vat samen als je iets niet begrijpt. Vergeet niet: deze mensen zijn niet helemaal zichzelf op het moment dat jij hen spreekt.”
’s Avonds lees ik voor het slapengaan nog wat uit de requiemroman van Van der Heijden over het overlijden van zijn zoon Tonio. Ik lig geonderbroekt op mijn zij, als een Romeinse centurion op zijn chaise longue. Uit mijn Sonos pompt het Alleluia van de Oekraïense componist Silvestrov om de toch al wel intense literaire ervaring kracht bij te zetten. De ongetwijfeld ergens van het Oekraïense platteland geplukte bariton vult de kamer met zijn zoete bas. Alleluia! Alleluia! Alleluia!
Ik doe de muziek uit, leg mijn boek neer, en kijk uit mijn raam. Er hangen karakteristiek weinig hemellichamen in de metropoolse nachthemel van Rotterdam. Ik herinner mij dat je net naast de ster moet kijken om haar te zien.
Details over de patiënt en de psychiater in deze column zijn gefingeerd, om hun identiteit te beschermen.