Bij het spreekuur zit coassistent Amira op een stoeltje naast de gynaecoloog. Er is weinig ruimte in de kamer en de gynaecoloog lijkt er niet heel enthousiast over dat Amira bij haar moet meelopen. Bij lichamelijk onderzoek mag ze helpen. Wanneer de gynaecoloog vraagt om een speculum, pakt Amira een speculum en geeft dat aan. “Wat geef je me nou?! Jij kunt ook helemaal niks.” Ze wilde blijkbaar iets anders hebben. Het spreekuur verloopt stroefjes en Amira valt over nog een probleem. Bij witte Nederlandse patiënten is de gynaecoloog aardig en lacht ze mee. Bij gekleurde patiënten is ze kortaf en streng.
De namen van de studenten in dit artikel zijn op hun verzoek gefingeerd, omdat ze zich zorgen maken over de gevolgen voor hun carrière.
Olifant in de kamer
Het is voor veel (gekleurde) geneeskundestudenten de olifant in de kamer. Onderzoek wijst uit dat studenten met een migratieachtergrond structureel slechtere beoordelingen krijgen, vaker het gevoel hebben oneerlijk behandeld te worden en minder vertrouwen hebben in hun beoordelaar. Chantal van Andel promoveerde op dit onderwerp. “Dat is een probleem. Niet alleen omdat het oneerlijk is tegenover deze studenten, maar ook omdat een diverse patiëntenpopulatie juist gebaat is bij een diverse artsenpopulatie.”
Amira vindt het geen prettige leeromgeving en besluit niet meer met deze gynaecoloog mee te lopen. Een paar weken later vertelt haar coschapbegeleider hoe de gynaecoloog haar heeft beoordeeld. Die beoordeling bestaat uit één zin: ‘Ze zat daar maar op die stoel en ik moest vragen of ik erlangs mocht’. Amira reageert geschokt en vertelt aan haar begeleider wat ze allemaal heeft meegemaakt. Over de onprettige bejegening, het afsnauwen en de naar racisme neigende houding tegenover patiënten. Haar coschapbegeleider lijkt niet verrast, maar is ook niet van plan actie te ondernemen. “Weet je, er is al eerder een student geweest met hetzelfde verhaal. Maar ze is niet racistisch hoor, ik ken haar persoonlijk. Misschien was het wel een druk spreekuur.”
'Marokkaanse ratten'
Dat Amira zich durft uit te spreken over een onprofessionele arts, is bijzonder. Het gebeurt in de praktijk nauwelijks. Dat is niet gek als je bedenkt dat Amira na het gesprek met die coschapbegeleider een aantekening kreeg over haar professioneel gedrag, terwijl de gynaecoloog in kwestie niet werd aangesproken.
In sommige gevallen wordt duidelijk dat er een element van racisme zit bij de arts of beoordelaar. Bijvoorbeeld bij de kno-arts die coassistent Yasmin op elke marginale fout strenger beoordeelde dan andere (witte) coassistenten en het in de operatiekamer zonder tegenspraak kon hebben over ‘kutmarokkanen’ en ‘Marokkaanse ratten’. “Dan sta je daar als bruin meisje en moet je je inhouden omdat je cijfer ervan afhangt. Mijn coschapbegeleider vond dat die collega vooral streng, kritisch en goed was”, vertelt Yasmin.
In andere gevallen gaat het om subtiele vooroordelen en vage opmerkingen. Zoals de internist die aan het enige bruine meisje in de groep coassistenten vroeg wat zij van euthanasie vond, want ‘Turkse en Marokkaanse mensen op de poli denken daar anders over dan ik’. Of de chirurg die alleen aan Amira vroeg ‘hoeveel broertjes en zusjes’ zij had en ‘of zij ook uni doen’ en ‘wat haar ouders eigenlijk voor werk doen’.
Angst om fouten te maken
In verreweg de meeste gevallen is het voor studenten met een migratieachtergrond onduidelijk wat de reden is voor hun lagere score. “Ik kreeg zoveel reacties nadat mijn onderzoek was gepubliceerd”, vertelt Van Andel. “Het onderbuikgevoel dat veel studenten hadden, werd onderbouwd met harde data. Ze worden voorzichtiger en richten zich meer op het voorkomen van fouten wanneer zij het idee hebben zich in een omgeving te bevinden waarin zij mogelijk benadeeld of gestigmatiseerd worden.”
Bij student Roshni verliep het coschap vlot. “Ik kreeg goede tussentijdse beoordelingen en kon goed opschieten met de artsen. Een van hen vertelde me zelfs over haar onderzoek en persoonlijke verleden. Richting het einde van het coschap vroeg ik haar een beoordeling in te vullen. Ze gaf me op het onderdeel ‘in staat om collegiale relatie op te bouwen’ een onvoldoende. Ik was er enorm door aangedaan, omdat ik op geen enkel moment het idee had dat er iets mis was gegaan. Ik vroeg om feedback, maar ze draaide eromheen en wilde het cijfer ook niet aanpassen. Uiteindelijk heeft mijn eindbeoordelaar beslist dat ik wel goed genoeg was om door te gaan, maar mijn cijfer werd laag gehouden.”
Te gretig
Marwa ontdekte een fout in het beleid en attendeerde de arts-assistent daar tot driemaal toe op, maar werd steeds genegeerd. “Toen bleek dat er inderdaad verkeerd werd gehandeld, werd de schuld op mij geschoven. ‘Je had je mond maar extra moeten opentrekken.’ Ik kreeg als aantekening bij professioneel gedrag dat ik minder voorzichtig moest zijn. Dus zorgde ik ervoor dat ik meer het voorbeeld van de andere, witte, coassistent volgde en ging ik de concurrentie aan voor plekken op de OK. Ik liep ook extra dagen mee in de weekenden. Mijn eindbeoordelaar vond dat onzin en schreef in de beoordeling dat ik te gretig was. Over de andere coassistent zei ze niets.”
Amira: “De arts-assistenten op de afdeling gaven mij na zes weken stage allemaal een beoordeling ‘boven niveau’, waardoor ik eigenlijk een 8 moest krijgen. Maar de coschapbegeleider, die mij één keer had gesproken in de eerste week, vond op basis van dat gesprek dat ik ‘nog wat onzeker was in mijn gespreksvoering’ en veranderde mijn cijfer in een 7. Er was geen ruimte om er verder over in gesprek te gaan. Hij had haast, want hij ging op vakantie. Ik zat met een andere coassistent, een vrolijk blond meisje dat hockey speelde. Zij had juist lagere beoordelingen van de arts-assistenten gekregen en baalde daar enorm van, maar liep na het eindgesprek weg met een hoger cijfer dan ik.”
Beter beschermen
Het Erasmus MC is verantwoordelijk voor de studenten die het naar ziekenhuizen stuurt, maar biedt onvoldoende handvatten om eventuele problemen aan te kaarten, blijkt uit gesprekken met de studenten. Amira: “Het zijn allemaal artsen die elkaar kennen en elkaar beschermen. Wat moet je dan doen? Het Erasmus MC moet haar studenten beter beschermen.” Yasmin: “Vertrouwenspersonen ondernemen geen actie als studenten over hun ervaring vertellen. De mentoren kunnen alleen advies geven en ook de studieadviseurs weten zich hier geen raad mee.”
Volgens Fop van Kooten, opleidingscoördinator van de master Geneeskunde, is het probleem bij het Erasmus MC bekend, maar de omvang niet. “We erkennen dat studenten tegen problemen kunnen aanlopen tijdens hun coschappen, zowel in ons eigen ziekenhuis als in de geaffilieerde ziekenhuizen. Dit benoemen we tijdens voorlichtingsdagen, tijdens witte-jasceremonies en tijdens de introductiedag van de master. Dan vertellen we ook dat studenten met problemen zich kunnen melden en wat daar de mogelijkheden voor zijn. Dit is ook terug te lezen op de website. Melden kan anoniem, via vertrouwenspersonen of de ombudsman, maar liever hebben we dat ze het via de studieadviseurs bij ons melden, zodat we concreet iets met de melding kunnen doen. Op het moment dat studenten dat aangeven, gaan we met ze in gesprek en proberen we de problemen die ze hebben ervaren zorgvuldig op te lossen of terug te koppelen in overleg met de meldende student.”
Wantrouwen
‘Om het melden nog makkelijker te maken zijn we bezig met de introductie van een app’
Maar veel meldingen komen niet binnen. Zowel de studenten als Van Kooten zeggen dat dat komt door wantrouwen richting de opleiding. “Wat we in individuele gevallen doen, kunnen we vanwege vertrouwelijkheid natuurlijk niet vertellen, dus studenten zien niet snel wat met hun klachten wordt gedaan. Om het melden nog makkelijker te maken zijn we bezig met de introductie van een app. Ook staat de onderwijsmiddag van 2022 geheel in het teken van dit thema, juist omdat we willen dat studenten bij ons in een veilig en inclusief klimaat worden opgeleid, wat we graag uitdragen naar alle opleiders, ook in de affiliaties.” Van Kooten zegt dat er regelmatig met de streekziekenhuizen wordt gesproken over de manier van omgang met studenten. “Maar het gaat om een mentaliteitsverandering, en dat gaat niet van de ene op de andere dag.”
Van Andel leidt nu een project voor meer diversiteit en inclusie in de master, waarmee de opleiding enige tijd terug begonnen is. Het is de bedoeling dat een nieuw beoordelingssysteem wordt geïmplementeerd waarbij beoordelingen los komen te staan van voortgangsbeslissingen. Ook wordt de mogelijkheid tot cijferbijstellingen in het volgende collegejaar afgeschaft, omdat dit een cijferongelijkheid tussen studenten met en zonder migratieachtergrond in de hand kan werken. Verder werkt de ombudsman aan een routeplanner die het makkelijker moet maken voor studenten om onveilige situaties in kaart te brengen, en wordt er onder andere via evaluatieformulieren specifiek gevraagd naar de sfeer en het leerklimaat van een afdeling. “We hopen dat coassistenten dan eerlijk durven te zijn over hun begeleider en collega’s en dat zij meer zichzelf kunnen en mogen zijn in het ontwikkelen en benutten van hun eigen unieke, diverse talenten bij het worden van een dokter. Maar dit is een cultuurverandering die tijd nodig heeft”, concludeert Van Andel.
Ik kan volledig achter de constateringen en aanbevelingen staan. Moeite heb ik met de term “witte”, ik ervaar dit als niet-migrant als een discrimenerende en denegrerende aanduiding.
Ja, laten we vooral vallen over de omschrijving van de kleur van de meerderheid van de beroepsgroep die verantwoordelijk is voor laakbaar en racistisch gedrag. Dit gaat om de medische beroepsgroep, echter het is een wijdverbreid probleem dat structureel in heel de samenleving verankerd ligt. Politie, justitie, onderwijs, ambtenarij. Het voorbeeld van de Belastingdienst laat weinig tot de verbeelding over.
Wat een jank reactie zeg je bent wit.
Reageren niet meer mogelijk.