Marieke Keijser won brons bij het roeien in de lichte dubbeltwee
“Ik ben deze dagen even totaal van de wereld, maar ik wil zo snel mogelijk heel trots zijn.” De bronzen medaille die Marieke Keijser eind vorige maand samen met Ilse Paulis op de roeibaan in Tokio won, is er één met een bijzonder verhaal en gemengde gevoelens. Want, zoals ze anderhalf jaar geleden al zei, de gouden medaille was het enige exemplaar waar ze tevreden mee zou zijn.
Maar dat was buiten de achtbaanrit die zou volgen gedacht. De Nederlandse roeiploeg kreeg in Japan al snel te maken met coronabesmettingen. Dat betekende niet alleen dat de twee coaches van Keijser ineens in quarantaine moesten, maar dat de hele beleving van de Spelen voor haar veranderde. “De afgelopen weken voelden als maanden, met elke dag weer een nieuwe klap in het gezicht. Dit proces is bijna onrealistisch geweest. Het werd op een gegeven moment echt overleven. Niet leuk, genieten was er niet meer bij. De magie van de Spelen was er niet.”
En dan was er nog de race zelf. Ondanks alle coronaperikelen leek het roeiduo lang op weg naar goud. Maar een misslag van Keijser in de laatste meters zorgde ervoor dat de gouden droom in rook opging. “Ik dacht dat we goud hadden en de manier waarop we hebben verloren doet pijn. Maar ik denk dat deze bronzen medaille door alles wat er is gebeurd veel meer waard is. Het is wel een medaille op de Spelen, maar toch ook niet de medaille waar we voor gingen.”
Een antwoord op de vraag met welk gevoel ze deze Spelen afsluit, heeft Keijser dan ook nog niet. De komende tijd gebruikt ze dan vooral ook om alle indrukken een plek te geven. “Deze ervaring was niet waar ik de afgelopen jaren keihard voor heb geleefd. Ik denk dat de klap nog wel een keer komt, maar het is nu erg lastig een mening te vormen. De komende tijd ga ik echt genieten van het leven en weer proberen te landen.”
Maar, benadrukt ze aan het eind van het gesprek, het is ook niet zo dat ze nu in zak en as zit. “Er is niet iets ergs met mij aan de hand, alleen wanneer ik weer plezier in roeien ga hebben, dat weet ik niet. Ik keer waarschijnlijk ook wel terug in de sport, want ik heb de periode voor de Spelen wel gemerkt hoe leuk en mooi topsport ook is.”
Marloes Keetels won goud met het hockeyteam
Een gouden medaille, een koninklijke onderscheiding, meerdere huldigingen in Scheveningen en een gesprek met Koningin Maxima over hockey. De afgelopen week was voor hockeyster Marloes Keetels in meerdere opzichten een hele bijzondere. Na de verloren finale tijdens de Olympische Spelen van Rio de Janeiro in 2016 was het doel duidelijk voor Keetels en haar teamgenoten: goud in Tokio. Na vijf jaar vol Europese titels en een wereldtitel was het vorige week na een 3-1 overwinning op Argentinië eindelijk zo ver. En dan is ze sinds deze week ook nog Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. “Net als elke andere sporter hebben wij vijf jaar knetterhard getraind en dan is het ook heel mooi dat alles er op het juiste moment uitkomt.”
Ook op de rest van de tijd in Japan kijkt ze met veel plezier terug. Natuurlijk ging alles door corona net wat anders dan normaal. “Maar uiteindelijk was de ervaring redelijk hetzelfde als in Rio. Vooraf waren de regels heel streng, maar in het Olympisch dorp waren we best vrij en heb ik buiten de mondkapjes en afstand houden niet veel geks gemerkt. Omdat wij zoveel wedstrijden spelen in die twee weken kunnen wij toch niet bij andere sporten kijken. Ik denk dat de beleving voor individuele sporters wel heel anders is geweest.”
Na de zilveren medaille van Rio zien buitenstaanders de gouden plak van de hockeysters in Tokio misschien vooral als een revanche. Maar Keetels koestert met name het proces richting de plak. “Het zijn soms hele zware jaren geweest, ook voor mij persoonlijk. Ik ben een jaar aanvoerder geweest, maar die rol bleek toch niet goed bij mij te passen, dat was lastig. Ik heb blessures gehad en op het laatst waren er natuurlijk de frustraties over corona. Maar als team hebben we zo’n goede balans gevonden in Tokio. Alles klopte en dat maakte ons onverslaanbaar. Dat gevoel is veel belangrijker voor mij dan de verbetering ten opzichte van vijf jaar geleden.”
Na anderhalf jaar bijna aaneengesloten met hockey bezig te zijn geweest, neemt Keetels de komende weken even volledig afstand van de sport. Een koffer met alleen maar vakantiekleren, het wordt even wennen. “Ik zal nog wel wat sporten omdat ik het leuk vind, maar er hoeft even niets. Dat is wel lekker, want daarna beginnen de trainingen met de club en het Nederlands team ook weer.”
Iris Wolves werd zesde met het waterpoloteam
De medaille waar ze van tevoren zo op had gehoopt, die bleef bij haar eerste Olympische Spelen uit. Hongarije was in de kwartfinale te sterk voor Iris Wolves en haar teamgenoten. En dus kijkt ook de waterpoloster met gemengde gevoelens terug op haar avontuur in Tokio. “Ik ben wel blij met hoe ik zelf heb gespeeld, ik heb een prima toernooi neergezet. Maar ik baal nog steeds van het resultaat. In de top ligt het heel erg dicht bij elkaar en van Hongarije kunnen we verliezen. Ik ben ook nog steeds wel verdrietig, we waren echt dichtbij.”
Een hele bijzondere ervaring. Zo omschrijft Wolves haar eerste Spelen ondanks alle beperkende maatregelen in het Olympisch dorp waar ook zij mee te maken kreeg. “De trainingsweek voorafgaand aan de Spelen zaten we in volledige lockdown. Toen konden we niet veel anders dan trainen en op de kamer zitten. Maar in het dorp was een stuk meer vrijheid en kreeg ik wel echt het idee dat ik op de Olympische Spelen was.” Dat gevoel veranderde enigszins toen de eerste coronabesmettingen bij Nederlandse sporters en trainers werden ontdekt. “Toen gingen de koffielounges dicht, mocht je niet meer met andere mensen in de lift staan en werd ik zelfs een beetje bang om met andere sporters te praten.”
Wolves en haar teamgenoten hadden uiteindelijk meer dan genoeg tijd om de sfeer van de Spelen en het Olympisch Dorp mee te krijgen. Waar de andere leden van Team NL na hun uitschakeling zo snel mogelijk naar huis vlogen, moesten de waterpoloërs als enige sporters nog extra wedstrijden spelen. Een lijdensweg, zo noemt Wolves die tijd. “Nadat we in de kwartfinale hadden verloren, hebben we nog zes dagen in het dorp gezeten en twee wedstrijden gespeeld die nergens meer om gingen. Dat was zwaar, omdat we natuurlijk ook niet bij andere sporten mochten kijken en het dorp uitgestorven was. Enige voordeel was dat we de Spelen echt als team goed konden afsluiten.”
De komende maand heeft Wolves vakantie, maar daarna breken weer drukke waterpolotijden aan. Ze gaat terug naar Spanje om voor haar clubteam te spelen en later dit jaar heeft ze met het Nederlands team het EK in Split. “Hopelijk wordt dat weer een normaal toernooi zodat ook familie en vrienden kunnen komen kijken. In mei volgend jaar is dan het WK en het jaar daarna kunnen wij ons al plaatsen voor de volgende Spelen, dus het gaat allemaal heel snel.”