Dit gebeurt keer op keer. Eerder dit jaar diende mijn liefdadigheidsinstelling een aanvraag in bij een Nederlandse organisatie die zich uitsluitend bezighoudt met de toekenning van studiebeurzen in Zimbabwe. We vroegen om financiële steun namens twee middelbare-schoolmeisjes uit de townships van Marondera. De reactie was typerend: “Probeer het nog maar eens als u studenten hebt die goede cijfers halen.” Maar hoe zou ook maar een van onze meisjes ooit aan dit criterium kunnen voldoen? Ze komen uit de townships, ze wonen in huizen zonder stroom, ze hebben geen boeken, ze moeten kilometers lopen om op school te komen en als ze thuis komen, moeten ze koken, brandhout sprokkelen en voor hun broertjes en zusjes zorgen.

Naarmate de economische situatie in Zimbabwe verder verslechtert, moeten steeds meer oudere meisjes het huis uit en maar trouwen om een plekje aan tafel vrij te maken. En dan hebben we het nog niet over de prijs van maandverband die inmiddels zo hoog is dat er in de meeste gezinnen geen geld meer voor is, waardoor het nu een extra uitdaging is om meisjes op school te krijgen wanneer ze ongesteld zijn. Daarom hebben deze meisjes een studiebeurs nodig!

Maar liefdadigheidsinstellingen die studiebeurzen verstrekken, gedragen zich als sponsoren die Roger Federer een tennisracket geven en dan opscheppen dat het succes met hun rackets 100 procent is. Serieus! Ik zou willen dat dit gewoon een kwestie van onwetendheid is, maar ik ben van mening dat het fundamenteler is: studiebeurzen houden de ideologie van de ‘verdienstelijke armen’ in stand waarmee de uitsluiting van gelijke kansen in het onderwijs wordt gerechtvaardigd. “Ja”, zo wordt geredeneerd, “onderwijs is duur, maar als je slim en ijverig genoeg bent en maar hard genoeg werkt, kun je een gouden ticket tot een eersteklasopleiding winnen!”

Het systeem werkt niet

Het handjevol studenten dat er wonderwel toch in slaagt hoge cijfers te halen, wordt aangewezen als toonbeeld van deugd: “Zie je wel? Het systeem werkt!” Maar het werkt helemaal niet, want de ongelijkheid wordt gewoon in stand gehouden terwijl de schuld en de schaamte van het mislukken in het onderwijs bij het individu wordt gelegd en niet bij het systeem. Onze meisjes in Zimbabwe zijn hier een extreem voorbeeld van, waarbij de erfenis van het kolonialisme en het patriarchaat hun kansen nog verder verkleinen. Maar diezelfde logica werkt ook in het nadeel van kinderen uit de lagere klasse in Rotterdam. De maatstaf voor een geslaagde studiebeurs zou niet moeten zijn het vermogen om de allerbeste arme studenten te helpen, maar de gemiddelde arme student.

Hoe zou een effectief studiebeursprogramma er dan uitzien?

Om te beginnen is financiële steun alleen niet genoeg, zoals we ontdekten toen we in Zimbabwe ons eigen studiebeursprogramma lanceerden: het kost een hoop inspanning en inzet om ervoor te zorgen dat een meisje dat op het punt staat voortijdig van school te gaan haar middelbare school afmaakt en naar de universiteit gaat. Financiële steun is slechts de basis: naast schoolgeld hebben studenten die in extreme armoede leven geld nodig voor de bus en ze moeten een uniform hebben en boeken. En, jawel, in onze wereld van lockdowns en afstandsleren hebben ze ook een smartphone nodig, en beltegoed.

Niet genoeg

Maar dat is niet genoeg: zelfs de meisjes die op de steun van hun familie kunnen rekenen, hebben niemand thuis die hen kan helpen met hun huiswerk. De ouders van veel van deze meisjes kunnen niet lezen en schrijven of hebben nauwelijks de basisschool afgemaakt. Zelfs als ouders met het huiswerk kunnen helpen, is het leven in Zimbabwe zwaar, zeker na drie jaar oplopende inflatie en lockdowns. Veel ouders hebben het te druk met overleven om hun kinderen na school ondersteuning te kunnen bieden.

Nederland is weliswaar een aanzienlijk betere verzorgingsstaat dan Zimbabwe, maar ouders uit de lagere klasse worden hier harder en langer geraakt door de lockdowns dan ouders uit de middenklasse en kinderen uit de lagere klasse die het toch al moeilijk hebben, raken nog verder achter door het leren op afstand tijdens deze crisis. Of het nu in Harare is of in Rotterdam, studenten die in armoede leven hebben simpelweg niet het culturele en maatschappelijke kapitaal om te slagen in een systeem dat is ontworpen voor de middenklasse.

Mentorschap

Met mentorschap kunnen we hier veel aan doen: we bieden elke student een persoonlijke mentor aan die haar tijdens haar traject begeleidt. Onze mentoren, die het midden houden tussen een studiebegeleider en een oudere zus, krijgen te maken met vragen over onderwerpen variërend van tampons tot Oliver Twist (waarom moeten studenten uit Zimbabwe in hemelsnaam Oliver Twist lezen? Dat is een punt voor een andere keer…).

Ik heb geworsteld met het geopperde bezwaar dat deze benadering niet haalbaar is, omdat er gewoon te veel kinderen in armoede leven en er niet genoeg mentoren op de wereld zijn. Ik kan geen beter antwoord geven dan het antwoord waarmee Tina kwam toen we het hierover hadden: “Ja”, zei ze, “u kunt er tien helpen, misschien twintig. Maar daarna helpen wij er ieder ook tien en die helpen er ieder ook weer tien en uiteindelijk zullen we de wereld veranderen.”

Hierbij dus mijn oproep aan alle beursorganisaties en universiteiten: maak om te beginnen ten minste 20 procent van uw capaciteit vrij voor studenten met een ‘wildcard’. Beoordeel deze studenten niet op basis van hun cijfers; beoordeel ze op basis van hun passie voor verandering en het potentieel voor een exponentieel effect in hun eigen gemeenschap. En als u niet weet hoe u dat moet evalueren, vertrouw dan op maatschappelijke organisaties die hun mensen kennen. Zet vervolgens een mentorschapsprogramma op met alumni als mentoren voor deze studenten en biedt een inchecksysteem waarin mentoren potentiële problemen kunnen signaleren voordat het uit de hand loopt. Ga er tot slot van uit dat u meer geld aan deze studenten moet besteden: ze hebben niets en om te kunnen slagen hebben ze van alles nodig – van tandenborstels tot laptops.

Dit zou hier in Rotterdam niet zo moeilijk te organiseren moeten zijn: er zijn al fantastische programma’s zoals Mentoren op Zuid, die financieel kunnen worden opgewaardeerd tot volwaardige studiebeurzen om studenten op de universiteit te krijgen en ze erdoorheen te helpen. Maar om deze stap te zetten moet er op alle bestuurlijke niveaus wel een ideologische verschuiving plaatsvinden. In de woorden van Rutger Bregman: “Armoede is geen gebrek aan karakter, het is een gebrek aan geld.” En het zouden niet de liefdadigheidsinstellingen moeten zijn die hierop wijzen.

Levende bewijs

Tina heeft de Erasmus Mundus-beurs niet gekregen. Maar dankzij mijn organisatie is ze aan de Universiteit van Zimbabwe met zessen en zevens afgestudeerd in openbaar bestuur en ze heeft nu haar eerste baan als administratief medewerker op een school terwijl wij de aanvraag voor een masteropleiding in Estland aan het voorbereiden zijn. Ze is het levende bewijs dat voor een goed studiebeursprogramma geen hoge cijfers nodig zijn om het leven van kansarme studenten een wending te geven.

Lees één reactie