“Man met boek, in mantel en muts. En dan vooral die muts.” Dit laat Sandra Langereis Desiderius Erasmus over zichzelf zeggen, op het moment dat zij de grote denker sprekend opvoert, in de vuistdikke biografie die zij over de Rotterdamse filosoof heeft geschreven. Erasmus was ruim vijfhonderd jaar geleden een van de eerste geleerden die probeerde te leven van zijn pen. Daartoe bediende hij zich volop van marketing, zoals we dat nu noemen. Onder meer door portretten te laten maken en te verspreiden onder invloedrijke personen. Zoals het bekende portret door Hans Holbein, waarop we Erasmus zien als het ideaaltype van de geleerde.
Langereis wil ons losrukken van dit zelfgemaakte beeld van Erasmus als een geleerde met innerlijke rust en controle over zijn leven. Zij laat de man achter het beeld zien. De man die het klooster ontvluchtte maar zich ook aan de universiteiten niet thuis voelde. Die altijd op zoek was naar geld, maar toch meer waarde hechtte aan zijn intellectuele onafhankelijkheid. De Europese denker die zijn tijdgenoten wilde leren om zelf te studeren en zelf na te denken, maar verstrikt raakte in de theologische en politieke discussies in zijn tijd. Omdat hij weigerde te kiezen tussen de corrupte katholieke kerk en het dogmatische protestantisme.
Scherpe ironie en bijtende humor
“Wijd model met brede omslag. Diepzwart. Die muts heb ik me echt heel slim toegeëigend”, zo laat Sandra Langereis Erasmus verder vertellen. Het is een vreemde stijlfiguur om het onderwerp van een biografie zo op te voeren, niet in zijn eigen woorden, maar in die van de biografe. Het is niet de enige vrijpostigheid die Langereis zich toestaat. Op de omslag van deze prachtige biografie staat niet het klassieke beeld van Erasmus, maar een recent portret door Neel Korteweg, waarin we Erasmus zien als een mooie jongeman in klaprozenhemd. Het enige herkenbare is de muts, maar dat is ook voldoende.
De Adagia, Novum Instrumentum en vooral Lof der Zotheid (1511), het waren ware bestsellers. De laatste is een bijtende satire waarin Erasmus iedereen met macht en aanzien genadeloos op de hak nam en wilde onderzoeken hoe je de waarheid kon vertellen met een grap. Gehuld in de mantel van Vrouwe dwaasheid voedde de filosoof zijn lezers op in de regels van het literaire spel, waarin je de dwaasheid kon opvoeren om te vertellen wat elders niet mocht worden gezegd. Langereis noemt Erasmus zelfs de ‘oervader van het Nederlandse cabaret’. Met scherpe ironie en bijtende humor kon volgens hem de waarheid worden verteld.
Erasmus als een ideaalbeeld
Ik voel me wel wat bezwaard om alle Erasmianen de lijvige biografie van Sandra Langereis aan te raden – we zijn allemaal druk en hebben weinig tijd. Maar toch doe ik het, omdat het leven en werk van onze naamgever ons nog altijd kunnen inspireren. In een tijd waarin we moeten nadenken over de positie van de universiteit in de samenleving. Over het doen van onderzoek in opdracht en tegelijk het behoud van de academische onafhankelijkheid. De discussie of de universiteit een vrijplaats zou moeten zijn waar alle opvattingen kunnen worden verkondigd, of dat er ook waarden zijn die de academische vrijheid beperken.
Zoals Erasmus in Lof der Zotheid Vrouwe dwaasheid opvoert om te spreken over de dwaasheid, zo voert Sandra Langereis de literaire figuur van ‘Erasmus’ op om hem te laten spreken over de ‘ware’ Erasmus. Die moet huilen om het portret van Neel Korteweg, over zichzelf als mooie jongeman in klaprozenhemd: “Ik ben het wel. Maar ik was Erasmus nog niet. Ik draag alvast mijn muts.” Het iconische beeld van Erasmus als onafhankelijke en humorvolle geest, het is een ideaalbeeld, dat de meester ook zelf nastreefde, zonder daar ooit volledig aan te kunnen voldoen. Een mooi streven. De muts van Erasmus past ons allemaal.
Sandra Langereis, Erasmus. Dwarsdenker. Een biografie (De Bezige Bij, 2021)
EM is benieuwd naar uw ideeën over Erasmus. Wat is voor u een typisch Erasmiaanse wijsheid? Stuur ons uw gedachte. De mooiste belonen wij met een exemplaar van de biografie van Sandra Langereis.
[email protected] o.v.v. Dwarsdenker
Sandra Langereis maakt het de lezer van haar nieuwe boek (van haast 800 pagina’s) die snel iets wil opzoeken niet makkelijk. De naam van Erasmus komt namelijk niet voor in het register. Je kunt tenminste toch verwachten dat de talrijke geschriften van Erasmus die aan de orde komen hier met opgave van pagina nummers te vinden zouden zijn. Maar ik overdrijf: het register heeft wel dit: „Erasmus‘ vertaler (Louis de Berquin) 663“. Het is merkwaardig dat op die pagina (of de pagina ervoor or erna) de naam van de Franse vertaler niet genoemd wordt. Dit niettegenstaande het feit dat Erasmus „jarenlang correspondeerde met de man“ (p. 662). De vertaler werd in 1523, 1526 en 1529 aangeklaagd als ketter. „Erasmus‘ vertaler werd op 17 april 1529 in Parijs verbrand“ (p. 663). De lezer die zich afvraagt wie deze held dan wel is komt dit enkel te weten via de genoemde verwijzing in het register. In de tekst wordt ook geen melding gemaakt van de verbranding van de vertalingen door Louis de Berquin van werken van Erasmus. Daar hoorde o.a. bij de Klacht van de Vrede – slechts twee exemplaren van La Complainte de la paix (1525) zijn bekend.
Langereis schrijft dat op 11 november (1507) Erasmus getuige was in Bologna van de triomfale intocht van paus Julius II „aan het hoofd van zijn troepenmacht“ (p. 371). Erasmus schreef een paar jaar later (anoniem) zijn befaamde Julius II Exclusus (Julius: Hoe paus Julius II bij de hemelpoort aanklopt, maar door Petrus niet wordt binnengelaten, 2004), maar dit kostelijk (en durvend!) verhaal over de oorlogszuchtige paus komt helemaal niet ter sprake als ik het goed zie.
Erasmus‘ „wereldberoemd geworden essay de oorlog is zoet voor wie hem niet kent“ krijgt welgeteld tien regels toegemeten (p. 393) en hetzelfde nog eens in een noot op het einde van het boek (p. 751) die ook melding maakt van Erasmus‘ De opvoeding van een christenvorst (1516). In de tekst wordt het boek kortweg afgedaan als het resultaat van „knip-en-plakwerk … in alle hectiek bij elkaar gepend“ (p. 557). Een paar pagina’s later (p. 561) wordt Vrede’s weeklacht genoemd zonder dat de lezer iets te weten komt over de inhoud (Querela Pacis, 1517). Dat Langereis ook weinig op heeft met het boek blijkt wat later: „Vrede’s weeklacht schreef de Italiaanse oorlogen gemakzuchtig geheel op het conto van een dode paus“ (p. 582). Oh dear!
Een biografie over Erasmus waarin Juan Luis Vives, zijn vriend en opvolger, niet eens genoemd wordt? Of ontbreekt zijn naam enkel in het register?
Ik heb de stellige indruk dat Erasmus als vredeskampioen (titel van het uitstekend boekje van L. M. G. Kooperberg uit 1936) en als onovertroffen aanklager van oorlog (vanuit zowel rationeel-humanistisch als christelijk perspectief) helemaal niet in het boek aan de orde komt. Terwijl in de hele biografie van Erasmus voor onze tijd juist dit het meest relevante en interessante aspect betreft. Zo belangrijk als zijn Novum Instrumentum ook is (je krijgt de indruk dat het boek zowat op iedere bladzijde genoemd wordt), het is Erasmus‘ klacht van de vrede die vandaag de dag luid gehoord moet worden. Sandra Langereis noemt Erasmus een Dwarsdenker maar gaat volledig voorbij aan het feit dat deze karakterisering uitgerekend van toepassing is op zijn ideeen over oorlog en dat hij daarom terecht geroemd wordt als zijn eerste en onovertroffen criticus in de moderne tijd.
Reageren niet meer mogelijk.