Terwijl ze op het vliegtuig terug naar Nederland wacht, vertelt Iris Wolves telefonisch over de bizarre week die ze achter de rug heeft. Samen met haar teamgenoten van het Nederlands waterpoloteam pakte ze in Italië een ticket voor de Olympische Spelen. Vooraf was de opdracht duidelijk: de finale halen en de Spelen zijn een feit. Na een overwinning op Griekenland (7-4) in de halve finale was het direct groot feest. “De laatste drie minuten zaten we op de bank te huilen van blijdschap. Zo fijn, zo opgelucht. We hebben echt een supergoed toernooi gespeeld en dus zijn alle trainingen de afgelopen maanden niet voor niets geweest.”
Klein feestje
De opluchting van Wolves is te begrijpen. Door de coronapandemie werd het kwalificatietoernooi, de laatste mogelijkheid voor het team om Tokio te halen, een jaar uitgesteld. Dat betekende naast alle onzekerheid door corona nog veel meer twijfel. “Die onzekerheid is nu weg. We gaan naar Tokio. Het is echt heel fijn om te weten waar we aan toe zijn.”
Door de pandemie was het toernooi wel anders dan anders. “Geen publiek, alleen maar op de kamer, het was een stuk saaier. Normaal waren we natuurlijk de stad ingegaan om de kwalificatie te vieren, alleen dat kon nu niet. We hebben in de huiskamer van ons hotel nog wel een klein feestje gevierd.”
Nu alle spanning verdwenen is, betekent het niet dat ze van een welverdiende vakantie kan genieten. Haar teamgenoten die in de Nederlandse competitie spelen hebben twee weken vrij, maar Wolves stapt deze week nog op het vliegtuig naar Barcelona. “Ik moet volgende week alweer spelen met mijn club, dus ja, ik ben wel een beetje jaloers op mijn teamgenoten.”