Al bij de Opening van het Academisch Jaar maakte Brinksma een ontspannen indruk, toen hij op het podium bij presentator Wilfried de Jong een strofe uit het bekende lied De Allermooiste Rotstad zong. In de kamer van de bestuursvoorzitter is de toon duidelijk serieuzer, maar zeker niet minder geëngageerd.
Het zijn vaak de kleine dingen die maken dat er een nieuwe wind waait op de universiteit. Na een kleine verbouwing op de tweede verdieping van het Erasmusgebouw zit er een grote glaswand in de kamer van alle collegeleden, en kun je binnenkijken in de kamer van de nieuwe CvB-voorzitter. Grote kans dat je Brinksma – gekleed in een goed zittend lichtblauw pak – achter zijn MacBook kunt zien zoomen.
Ook zijn eerste sollicitatiegesprekken, die middenin de lockdown vielen, waren digitaal. “Ik was niet op zoek naar een andere werkkring. Toen ik werd benaderd voor deze functie kwam wel een denkproces op gang. Uiteindelijk bleek de uitdaging zo groot dat ik geen nee kon zeggen.”
Hoe was dat eigenlijk, een digitale sollicitatie?
“Digitaal vergaderen gaat eigenlijk vooral goed als je de mensen al kent. Als je mensen achter een scherm spreekt, reageren ze over het algemeen veel terughoudender. Gelukkig vonden vrij snel na de eerste digitale kennismaking ook fysieke gesprekken plaats. Dan is een gesprek snel wat informeler.”
Brinksma, die eerder rector aan de Universiteit Twente en ook in Eindhoven hoogleraar Computer science was, heeft als duidelijk voordeel dat hij de Nederlandse universitaire wereld goed kent, zeker met het oog op de lopende samenwerking met de universiteiten van Leiden en Delft. “Ik ken de TU-mentaliteit en ik weet hoe de hazen lopen in de academische wereld. Dat zal zeker hebben meegespeeld om mij te benaderen. Ik kan me een kop herinneren uit een Amerikaanse krant die luidde: ‘If you think running a company is difficult, try a university’.”
Brinksma is nog altijd – onbezoldigd, één dag per maand – hoogleraar, maar zal zijn toga op de EUR in de kast laten hangen bij officiële gelegenheden. “Dat is de rol van de rector, en dan zou er sprake zijn van taakverwarring. Maar het is natuurlijk wel een voordeel dat ik weet wat er speelt onder hoogleraren.”
Hoewel Brinksma ervan overtuigd is dat universiteiten overal ter wereld veel op elkaar lijken, was zijn tijd in Hamburg zeker bijzonder. “De academische vrijheid is in Duitsland misschien nog groter dan in Nederland: door de ervaringen in de Tweede Wereldoorlog heeft een Duitse hoogleraar een individuele autonomie, die is vastgelegd in de grondwet. Je kunt – als je dat al zou willen – niet veel dingen voorschrijven of afdwingen. Motiveren kan gelukkig wel.” Niet dat Nederlandse collega’s volgzamer zouden zijn. “Maar een compromis wordt hier niet als iets negatiefs gezien, zoals in Duitsland, waar discussies om die reden vaak wel grondiger, maar ook moeizamer verlopen.”
Dat Brinksma’s periode in Hamburg toch als een succes wordt gezien, komt, denkt hij, omdat hij het Nederlandse collectiviteitsdenken als uitgangspunt heeft genomen. “Ondanks de individuele autonomie, heb je in Duitsland als Präsident van een universiteit een behoorlijke beslissingsbevoegdheid, maar ik heb de verantwoordelijkheid voor het ontwikkelen van het beleid juist bij de hoogleraren gelegd. Op die manier maakte ik ze mede-eigenaar van een kwestie en daarmee werd ook de beslissing een gezamenlijke. Dat is wel typisch Nederlands, denk ik. Die benadering was vooral succesvol omdat Hamburg, net als Rotterdam, kosmopolitische en tolerante waarden hoog in het vaandel heeft staan. Op een meer conservatieve universiteit in pakweg Beieren was dit vermoedelijk niet gelukt.”
Ook corona in Duitsland was anders, en niet per se vanwege de mondkapjes die daar het straatbeeld domineren. “De universiteit die ik leidde, behoorde tot de meer progressieve van Duitsland. We hadden een hele goede it-afdeling. Toch was het lastiger dan in Nederland om onderwijs online te geven. Dat had vooral te maken met het gebrek aan goede internetverbindingen op het Duitse platteland. Breedband is daar nauwelijks voorhanden.

U heeft gestudeerd in Groningen, was hoogleraar in Eindhoven en rector in Twente en daarna bestuursvoorzitter in Hamburg. Waar ziet u de EUR in het Nederlandse en internationale universiteitslandschap?
“De TU Hamburg is natuurlijk een kleine universiteit (vier keer kleiner dan de EUR, red.) maar heeft een grote specialisatie in ingenieurswetenschappen. Mijn opgave was om de universiteit groter te maken, en we waren daarmee aardig op weg. Maar ik zal niet verhelen dat het een uitdaging is om leiding te mogen geven aan een universiteit die ruim in de top 100 staat van de belangrijkste rankings.
“De rode draad in mijn carrière was om fundamentele theorie en serieuze toepassingen bij elkaar te brengen. Het mooie is dat deze ambitie ook vetgedrukt staat in de strategische visie van deze instelling. We moeten een merk zijn dat onze kennis ook voelbaar en positief impact laat hebben op de maatschappij. Dat is iets waar ik mijn hele leven mee bezig ben. Met het Erasmus MC én de convergentie met de TU Delft ligt die kans er natuurlijk tot in de derde macht.”
Brinksma ziet het als ‘hét ontwerpprobleem voor de toekomst’ hoe we de samenleving gaan inrichten en met de ‘barrage van systeemcrises’, zoals corona en de klimaattransitie, omgaan. “De wetenschap moet daar in de lead zijn. Of de EUR die rol nu al speelt, kan ik niet zeggen. Ik ben hier pas twee weken en het past mij niet om nu al te zeggen hoe het hier moet.”
Brinksma’s eerste indrukken over de sfeer op de EUR zijn positief. “Vorige week hebben we een eerste overleg gehad tussen het College van Bestuur en de decanen en ik ben erg onder de indruk van de coöperatieve sfeer tussen de decanen.”
Over de snelheid van de samenwerking met Delft en eventueel Leiden is Brinksma realistisch. “Ik weet dat er in het verleden mensen hebben gedroomd over een fusie tussen de instellingen, die zou moeten leiden tot een top-20-universiteit in de wereld. Ik geloof echter dat fusies een heel oud instrument zijn die enorm veel energie vreten en niet per se beter zijn. Het risico bestaat ook dat je je meer bezighoudt met interne processen terwijl de uitdagingen van deze tijd juist vragen dat we ons bezig houden met de wereld buiten ons. De toekomst is niet aan monolieten, maar veel meer aan netwerken die via samenwerking op dossiers hun succes tonen en tegelijkertijd adaptief en flexibel blijven.”
En dan trof u meteen bij aanvang de kwestie aan rond Hans Severens, die begin dit jaar moest terugtreden als prodecaan van ESHPM na klachten over seksuele intimidatie. Die zaak loopt nu al erg lang. Wat kunt u daarover zeggen?
“Het rapport van de onafhankelijke commissie is er en we moeten nu vervolgstappen zetten. Ik vind dat dat snel moet, maar zorgvuldigheid staat voorop. En dat maakt het deksels moeilijk, want je wil iedereen een faire behandeling geven. Als je dit niet zorgvuldig afhandelt, dan is niemand daar mee geholpen.”
De universiteit heeft als strategie om diverser en inclusiever te worden. Het College van Bestuur heeft nu twee witte, mannelijke leden, we nemen aan dat het derde lid een vrouw van kleur is?
“Ik begrijp de vraag, en die ligt ook zeker op tafel. Maar we staan pas aan het begin van de procedure, dus ik ga me er niet op vastleggen. Wat betreft het achterblijvende aandeel vrouwelijke hoogleraren aan deze universiteit, dat is een taak die eigenlijk bij de rector ligt. Maar samen met hem zie ik het als mijn opdracht om hier de komende tijd hard aan te werken, want het is een hardnekkige kwestie.”
Cv Ed Brinksma
Ed Brinksma startte in 1975 met de studie Wiskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen en promoveerde later aan de Universiteit Twente. Daar werd hij in 1991 hoogleraar. Hij was decaan van de Faculteit Informatica aan die universiteit (1995-1997) en wetenschappelijk directeur van het Embedded Systems Institute en hoogleraar Informatica aan de Technische Universiteit Eindhoven (2005-2008). Tussen 2009 en 2016 was hij Rector Magnificus van de Universiteit Twente. Verder werkte hij als gasthoogleraar in Zweden, Denemarken, Singapore en de Verenigde Staten.
Begin 2018 werd hij president van de Technische Universiteit Hamburg en per 1 september 2020 is hij Collegevoorzitter van de Erasmus Universiteit.