RSG-preses Fleur Doolaard is ervan overtuigd: “Iedereen is welkom en kan hier zijn plekje vinden.” In 2015 sliep ze tijdens de Eurekaweek in een huis van het Rotterdamsch Studenten Gezelschap (RSG). “De sfeer en de mensen zorgden er toch voor dat ik elke avond hier terechtkwam.” Van tevoren was ze niet direct van plan om ergens lid te worden. “Maar toen ik hier vier dagen was geweest voelde het als een logische keuze.” Wat RSG volgens haar onderscheidt van de andere verenigingen? “Gelijkwaardigheid en vrijheid. Als eerstejaars mag je evenveel als een ouderejaars. En je kunt je lidmaatschap invullen zoals jij wilt, als je een tijdje niet bent geweest is dat prima en zullen we altijd zeggen: ‘leuk dat je er weer bent’. We zijn een hele hechte club.” RSG heeft als middelgrote vereniging 450 leden en relatief veel commissies: 33. “Van het verenigingsblad tot leren draaien op feestavonden.”
Waar de vereniging vroeger een alternatief imago had is dit tegenwoordig volgens haar niet meer aan de orde. “RSG is door de jaren heen heel erg veranderd. In de jaren vijftig hadden we nog een strenge ontgroening, in de jaren zeventig juist een vrije en losse structuur. Nu zijn we een moderne vereniging, die wat betreft sfeer en uitstraling gemaakt wordt door haar leden.” Wat ze zou zeggen tegen Laurentius-alumnus Dennis Tak, die RSG ’een beetje stoffig over vond komen’? “Hij moet maar even langskomen, dan ziet hij dat het hier helemaal niet stoffig is.”
De vereniging heeft als enige in Rotterdam geen ontgroening. “We hebben een superleuk kamp als kennismaking. Dat heeft een hele andere insteek, maar het doel is hetzelfde.” Voor alumnus Maarten Struijvenberg, nu wethouder in Capelle aan den IJssel, was dat in 1996 een belangrijke reden om voor RSG te kiezen. “Ontgroening vond ik onzin. Misschien leuk voor sommige mensen, maar niets voor Maarten.” Verder beviel de sfeer op de sociëteit hem. “Niet te veel poeha. En de muziek sprak me aan. Niet top 40 of Nederlandstalig, wat je bij de rest van de verenigingen hoorde, maar ook muziek met gitaren.”
RSG was volgens hem een ‘open’ en ‘toegankelijke’ club. “Heel nuchter, maar toch studentikoos. Dat vind ik wel geinig, die opsmuk. Maar zonder gedoe met feuten, als je lid werd was je gelijkwaardig.” Hij denkt met plezier terug aan zijn tijd als lid. “Naast de gezelligheid is het toch een soort stage voor het latere leven. Ik heb er vrij veel vrienden aan overgehouden en mijn bestuursjaar was een van de leukste jaren ooit.”