Generation R is een grootschalig onderzoek waarbij 10.000 opgroeiende Rotterdammers over langere tijd worden gevolgd. Sinds de zwangerschap komt de generatie eens in de vier jaar langs voor een uitgebreide meting op allerlei gebieden. Op basis van deze data promoveerden al honderd onderzoekers en geeft het onderzoeksteam belangrijke adviezen aan de praktijk. In 2017 ging Generation R Next van start en recent kregen de onderzoekers 4 miljoen van de overheid.
Als kinderarts en hoofd van het onderzoek leidt Jaddoe de dagelijkse gang van zaken. Dataverzameling (‘daar gaat er weleens wat mis als je per week tientallen kinderen met één van hun ouders ziet’), planning (‘wat meten we wanneer’), ethiek (‘alles moet langs de medisch-ethische commissie’) en budget (‘waar halen we het geld vandaan’), vallen onder zijn verantwoordelijkheid. “Het streven is om deze generatie Rotterdammers levenslang te blijven volgen.”
Wat betekent het voor u om lid te zijn van de KNAW?
“De benoeming was een grote verassing omdat ik niet wist van de voordracht. Het is uiteraard een grote eer. De KNAW vormt het geweten van het onderzoek in Nederland. Ik hoop hier uiteraard de aankomende jaren – het is een levenslang lidmaatschap- een steentje aan bij te dragen.”
Generation R begon omdat destijds op veel groepen Rotterdammers geen zicht op was. Hoe staat het daar nu mee?
“We hebben in ieder geval béter zicht. Zo bepaalden verloskundigen eerder of de groei van het kind normaal was aan de hand van referentiewaarden van Nederlandse witte kinderen uit de jaren zestig of zeventig. En dat was als je geluk had. Nog veel vaker was het op basis van studies uit de Verenigde Staten. Waar wij achter kwamen: je ziet grote verschillen tussen etnische groepen in hoe kinderen in de baarmoeder groeien. Kinderen met een Surinaams-Hindoestaanse achtergrond zijn gemiddeld bijna 300 gram lichter bij de geboorte dan kinderen met een Nederlandse achtergrond. Marokkaanse kinderen zijn daarentegen wat zwaarder. Dat is niet afwijkend, maar normaal binnen hun groep.”
“Een ander voorbeeld: roken, we weten dat het schadelijk is. Als we daarover beginnen dan rollen mensen vaak al met hun ogen: Oh, daar gáán we weer. Maar belangrijker is: wie rookt en waarom? Met die informatie kun je als huisarts iets doen. We zien dat bij de Turkse vrouwen maar liefst 30 procent rookt en bij de Marokkaanse ongeveer 1 procent. Dat zijn ontzettend grote verschillen. Met deze informatie kunnen verloskundigen of huisartsen die een Turkse vrouw voor zich hebben die zwanger wil worden, in het achterhoofd houden dat ze extra aandacht moeten besteden aan roken.”
Is dat wel ethisch verantwoord?
“Het lijkt politiek correcter om te streven naar iedereen gelijk behandelen en alle achtergronden te negeren. Maar daarmee doe je mensen tekort. Mensen zíj́n niet op alle vlakken gelijk en ze hebben helaas geen gelijke kansen om gezond te worden. Ze hebben andere blootstellingen in de omgeving, andere leefstijlgewoontes. Dus je moet gepersonaliseerder kijken naar wat goed is voor een individu. Zo zijn zijn die individuen ook beter af.”
In december kregen jullie 4 miljoen van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Waarom gaan jullie door?
“Het streven is om de generatie Rotterdammers uit ons onderzoek levenslang te blijven volgen. Waarom hebben sommige Rotterdammers werk en andere niet? Waarom maken sommige hun school af en andere niet? Hoe voeden de jongeren later hun eigen kinderen op? Hoe hebben ze als zestigjarige het werkzame leven volbracht? Er zijn heel veel vragen die alleen beantwoord kunnen worden door ze te blijven volgen.”
“Daarnaast starten we met een nieuw cohort: Generation R Next. Een van de dingen waar we achter kwamen tijdens het onderzoek van de eerste groep is dat de allereerste fase van de zwangerschap en de fase voordat de ouders zwanger raken heel belangrijk zijn. Dat willen we nu ook monitoren. Ook vanuit niet-medisch perspectief: psychologisch, sociologisch en pedagogisch.”
Wat is in die eerste fase bijvoorbeeld belangrijk dan?
“Het bekendste voorbeeld is natuurlijk foliumzuur. Het is hartstikke belangrijk dat je dat begint te slikken voordat je zwanger bent om de foliumzuurstatus te optimaliseren voordat je probeert zwanger te worden. Daarmee verklein je de kans op open ruggetjes en de kans op een laag geboortegewicht. Dat is al tientallen jaren bekend, maar helaas slikt in Rotterdam maar 50 procent van de vrouwen foliumzuur volgens de voorschriften. Het lukt niet om de rest te bereiken.”
Lukt het om de jongeren die jullie volgen te blijven betrekken? Willen ze nog wel meewerken?
“Op dit moment doet nog ongeveer tweederde tot driekwart van de 10.000 deelnemers mee aan het project. Dat is veel, zeker voor dit soort projecten. In het begin is het nog leuk want dan krijgen ouders extra echo’s, maar daarna is het vooral veel moeite. Dan ontdekken ze: oh jee, het is ook nog postnataal. We hebben inmiddels deelnemers in Groningen, Canada en Zuid-Korea wonen. Maar vooralsnog kunnen we het zo plannen dat ze blijven meedoen.”

Lacht: “Tot voor kort konden we gebruik maken van ouders die zeiden: ‘Doe mee.’ Die ouders gaven we dan een paraplu of zadelhoesje of tas, als dank. Maar nu moeten de kinderen zelf beslissen en moeten ze zelf tijd vrijmaken en verleggen we onze focus met cadeautjes op hen: we geven ze bijvoorbeeld een bioscoopkaartje en proberen het zo aantrekkelijk mogelijk voor ze te maken met elektronische vragenlijsten.”
Hoe uniek is dit project?
“Wat Generation R uniek maakt is de multidisciplinariteit. Het is niet alleen medisch georiënteerd maar ook sociologisch, psychologisch en pedagogisch. En we hopen dat meer EUR-onderzoekers mee willen doen, met name nu de kinderen ouder worden. Misschien de economische faculteit, of criminologen van de rechtenfaculteit. Het feit dat we vervolgens allemaal als onderzoekers op één verdieping met elkaar zitten maakt het nog unieker. We komen een keer in de week samen en bespreken de voortgang. Ieder vanuit zijn eigen perspectief. Dat heeft ontzettend veel meerwaarde. In de verschillende disciplines zijn ook verschillende manieren van analyseren van data geslopen door de jaren heen en zo leren we van elkaar.”
Hoe generaliseerbaar zijn de resultaten? Of zijn de data vooral voor Rotterdam interessant?
“Wij gebruiken de stad als laboratorium. Dit is een Rotterdams project met kleine Rotterdammertjes en hun ouders, en het zijn Rotterdamse zorgverleners die meewerken. Maar er doen iets van 150 nationaliteiten mee. Daarmee is bijna elke groep die in Nederland woont vertegenwoordigd en is het ook te vertalen naar de rest van Nederland.”
Wat zijn wél typisch Rotterdamse resultaten?
“We zien dat Rotterdam veel problemen heeft met luchtverontreiniging. Dat heeft met auto’s te maken, maar zeker ook met de haven die in vergelijking met andere havensteden relatief dicht op de stad zit. We zien dat die luchtverontreiniging invloed heeft op de groei van het kind. Kinderen groeien minder hard, en krijgen vaker astmatische klachten. Daarover zijn gesprekken met de gemeente; een van de onderzoekers sprak tijdens een raadsvergadering. Dat is mooi: aan de ene kant is het wetenschappelijk relevant, maar de praktijk kan er ook enorm veel van leren. Het is én-én.”
Wat vond je zelf opzienbarend?
“Twee elementen. Ten eerste hoe belangrijk de pre-conceptiefase is, dat is ook het startpunt van Generation R Next. Ten tweede hoe enorm de sociale en etnische verschillen zijn in gezondheidsfactoren. Dat zit in gedrag, gehoor, mondgezondheid, alles. Nogmaals: we moeten meer durven die groepen te benoemen om ze verder te kunnen helpen. Daarin moeten we niet te voorzichtig zijn. We zien bijvoorbeeld dat bij mensen met een Marokkaanse of Turkse achtergrond gaatjes veel vaker voorkomen. Dan kun je denken: is dat belangrijk? Ja, want mondgezondheid heeft levenslange consequenties. Bij Nederlandse hoogopgeleide moeders zie je juist dat ze het meeste alcohol drinken tijdens de zwangerschap. Kennelijk is daar ook nog werk te verzetten.”
De grootste medische uitdaging is nu het coronavirus, kunnen jullie daar met jullie onderzoek iets aan bijdragen?
“Uiteraard. Tot nu toe zijn er gelukkig nog niet veel kinderen opgenomen met verschijnselen, maar er is nog te weinig bekend om een positieve verwachtingen te hebben voor de toekomst. Het is ook onduidelijk of kinderen met onderliggende ziektes een hoger risico hebben om ernstige klachten te ontwikkelen. Er is dus meer kennis nodig over de invloed van het virus op kinderen. Wat is de rol van hun afweersysteem, hoe verspreidt het virus zich over de gezinsleden en hoe is de impact van deze pandemie op families? Wat betekenen de overheidsmaatregelen voor de leefstijl, de gezondheid en het welzijn van een gezin? Dit gaan we de komende maanden allemaal onderzoeken.”