In het kort
- EM ondervroeg 279 EUR-studenten over hospiteren.
- Ruim een kwart van de studenten moet vijf keer of vaker hospiteren voordat ze een kamer vinden.
- Vrouwen hospiteren gemiddeld vaker dan mannen, maar in kortere tijd. Zo vinden ze iets sneller een kamer.
- Voor internationals zijn vaak wel dure kamers beschikbaar, maar in het hospiteercircuit hebben ze het moeilijk.
- De wachttijd op een kamer is volgens woningcorporatie Stadswonen in de afgelopen vijf jaar bijna verdriedubbeld.
- Lees onderaan het artikel tips van studenten om succesvol te zijn bij het hospiteren.
EM enquêteerde 279 EUR-studenten over hospiteren: het typisch Nederlandse concept dat je – vaak samen met een vijf, tien of vijftien andere studenten – moet ‘solliciteren’ naar een kamer bij de huidige bewoners. We vroegen ze onder andere naar hun ervaringen tijdens het hospiteren, hoe lang ze naar een kamer zochten en hoe vaak ze hospiteerden.
Een goed netwerk is heel belangrijk: regelmatig vinden studenten een kamer via vrienden (27 procent van de respondenten). Als je iemand in het huis al kent, levert dat vaak een voorsprong op bij het hospiteren. Maar vaker hebben studenten de hulp nodig van de woningcorporatie (36 procent).
En dat kan voor sommige studenten uitdraaien op een lange lijdensweg. Uit de enquête blijkt dat ruim een kwart van de studenten vijf of meer hospi’s moest bijwonen voordat ze een kamer hadden gevonden of, in sommige gevallen, hun zoektocht opgaven. 15 procent van de respondenten zocht langer dan een half jaar naar een kamer.
Eén respondent ging maar liefst twintig keer tevergeefs naar een hospiteeravond. Dat is bij woningcorporaties ook het maximum, want als je na twintig ongemakkelijke avonden nog geen kamer hebt gevonden, dan wijst de corporatie je er eentje toe.
Sociaal minderbedeeld
Dat zoiets een stigma kan opleveren, blijkt wel uit een van de anonieme reacties op de enquête: “Mensen die na tien hospi’s of meer nog steeds geen huis hebben, zijn gewoon sociaal minderbedeeld. Anders heb je echt wel sneller een huis.” Sommigen geven het hospiteren gewoon op: “Na een aantal hospiteeravonden was ik het zat. Het kost veel tijd, je moet erheen reizen, en uiteindelijk demotiveert het dat je toch niet wordt gekozen. Ik zat niet op een schopstoel, daarom ben ik ermee gestopt.” Een ander schrijft: “Ik heb verschillende keren periodes gehad waarin ik veel heb gehospiteerd. Dat ging altijd met veel moeite, na mijn uitwisseling ging ik wel meer dan tien keer hospiteren. Uiteindelijk heb ik het laatste half jaar van mijn bachelor maar vanuit mijn ouderlijk huis gedaan.”
Opvallend is dat vrouwen vaker hospiteren voordat ze een kamer vinden dan mannen: ruim 32 procent van de studentes hospiteerde vijf keer of vaker, tegenover een kleine 15 procent bij de mannen. Daar staat tegenover dat de dames ietsje sneller een kamer vinden. Met andere woorden: ze doen meer hun best in kortere tijd.
Hospiteeravonden zijn er in allerlei soorten en maten: van ‘gezellig kletsen met thee en koekjes’ tot complete huisfeesten die tot diep in de nacht duren. “Een keer hospiteerde ik voor een huis waar vijftien mensen woonden. Ze hadden twintig mensen uitgenodigd en iedereen moest bier meenemen, het leek meer op een huisfeest dan een hospi”, schrijft een studente Economie.
Hoe grootschaliger de hospi, des te ongemakkelijker verloopt de avond, is de consensus. Vooral het ‘zitten in een rondje terwijl iedereen om de beurt iets over zichzelf vertelt’ stuit op weerstand.
Ook ergeren veel studenten zich aan hospiteerders die ‘proberen de leukste te zijn’ of op een neppe manier indruk willen maken. “Zo was er een keer een meisje dat tien minuten lang een toilet stond te becomplimenteren. Don’t overdo it!” schrijft een respondent. Het selectieproces van de bewoners is ook niet altijd even objectief, laat een studente weten: “Hospiteren voelt soms echt als een vleeskeuring. Soms weet je al dat je geen kans maakt omdat er vrienden van de bewoners zijn. Het is in ieder geval flink frustrerend.”
Luidruchtig
Alcohol speelt een belangrijke rol. Sommige studenten geven aan dat ze drank meegenomen hebben. In de meeste gevallen is dat niet verplicht, maar ‘het wordt altijd gewaardeerd’. Regelmatig wordt er wel bier gedronken om iedereen wat ‘losser’ te maken, want vooral aan het begin van de avond ervaren veel respondenten de hospi’s als ongemakkelijk.

Rechtenstudente Eline Schenk vulde de enquête ook in. Zij had zich twaalf maanden van tevoren ingeschreven voor een kamer, waardoor ze op tijd kon beginnen met hospiteren. Dat was bij een kamer in de Alexanderpolder. “De eerste uitdaging was al om de kamer te vinden, dat bleek heel ingewikkeld. Maar het was meteen heel gezellig. Het was prachtig weer, en we hebben lang op het balkon gezeten. Dat is helaas niet altijd het geval.”
“Soms is er bij hospi’s een heel gespannen sfeertje”, herinnert Eline zich. “Er is één kamer beschikbaar en iedereen wil hem hebben. Als ze iedereen tegelijk uitnodigen, dan zijn er altijd luidruchtige personen, die veel aan het woord zijn. Over de rest weten de bewoners dan nog steeds niks. Ik heb ook weleens bij een kamer in de binnenstad gehospiteerd waar we in een kring zaten en omstebeurt moesten zeggen wat we studeerden en wat onze hobby’s waren. Maar dat staat ook al in de reactie die je gestuurd hebt, dus daar hebben zij ook niets aan. ”
Zelf organiseerde Eline ook weleens een hospiteeravond, toen liet ze de kandidaten één voor één komen. “Dat kost je als huis dan wel een hele dag, maar dan heb je een veel beter gesprek en kom je veel meer te weten over de kandidaten.” Bij haar hoefden de hospiteerders geen cadeautjes mee te nemen. “Dat is echt niet nodig. Het kan zelfs averechts werken: een jongen kwam eens met een hele dure fles champagne aan, maar dan sta je bij mij al met 1-0 achter. Want waarom heb je zo’n dure fles nodig, wat is er dan mis met je persoonlijkheid?”
Populariteitsstrijd

Ook Phebe Elst, studente Psychologie, zou altijd voor één-op-één-gesprekken kiezen. “Anders is het echt een populariteitswedstrijd. Ik ben weleens met zeven man in een keuken gepropt. En dan vroegen de bewoners aan iedereen tegelijk: wat is je hobby? Iedereen schreeuwde vervolgens door elkaar. De grootste schreeuwlelijken winnen dan.”
Wat Phebe ook stoort aan het huidige selectiesysteem van de woningcorporaties, is dat je zelfs als je bovenaan de wachtlijst staat heel lang niet kan worden uitgenodigd. “De huizen mogen hun selectie maken op basis van profielen. Dan kan het heel lang duren voordat ze jóu uitkiezen.”
Stevig in je schoenen staan
Voor internationals ziet de Rotterdamse kamermarkt er heel anders uit dan voor Nederlandse studenten. Uitwisselingsstudenten komen meestal in zogenaamde shortstay-kamers terecht, al dan niet gemeubileerd. De grootste aanbieders zijn SSH en XIOR, die allebei ook kamers op campus Woudestein bezitten. Maar het aantal internationale studenten dat langer blijft neemt snel toe, en dus ook de vraag naar meer permanente kamers.

Een van die internationals is Teodora Manguta, een Roemeense studente International Business Administration. Zij vond een kamer via het reguliere hospiteerproces van Stadswonen. “Veel internationals kennen die route niet”, zegt ze. “Een Nederlandse vriend vertelde me dat dat kon.”
Teodora reageerde op twintig huizen, werd één keer uitgenodigd om te hospiteren en werd direct aangenomen. “Het werd georganiseerd door een meisje dat International Economics & Business Economics (IBEB) studeert, dus zij was al gewend aan internationals. We spraken één op één, dus ik weet niet hoe de concurrentie eruitzag.” Teodora zou het wel positief vinden als er meer – betaalbare – opties zouden komen voor internationale studenten. “Nu komen veel studenten in The Student Hotel of XIOR terecht, maar die kamers zijn ontzettend duur. In Roemenië, maar ook bijvoorbeeld in Spanje, heb je flats speciaal voor internationals die ook nog goed te betalen zijn. Dan moet je soms wel een kamer delen met iemand, maar je woont wel betaalbaar. In Rotterdam moet je heel stevig in je schoenen staan om iets goeds te regelen.”
Dutch only
Niet alle Nederlandse studenten zitten namelijk op een buitenlandse huisgenoot te wachten. Regelmatig verschijnen er advertenties met de bijsluiter ‘Dutch only’ of ‘No internationals’. Internationale studenten in je huis ‘is toch ingewikkeld’, zegt Eline Schenk daarover. “Ten eerste is er een taalbarrière, ten tweede zijn ze vaak binnen een paar maanden weer vertrokken. Natuurlijk kan het heel interessant zijn om met buitenlandse studenten in een huis te wonen, maar ik weet niet of je eigen huis nu de plek is waar je je horizon moet verbreden.”
Internationale studenten merken dat hospiteren voor hen lastiger is, als ze überhaupt al in dat circuit terechtkomen. “When I was invited for the interview, the guy said: ‘We know you’re not Dutch but we still decided to give you a fair chance’, which was kind of off-putting because he just said in a nicer way that a bias was present”, schrijft een van de internationals. Een ander: “It’s really hard for late-coming foreigners, since all the rooms for internationals are already taken and a lot of landlords and students of shared apartments prefer Dutch speaking tenants.” Veel internationals geven het hospiteren op, en wachten tot ze een woning toegewezen krijgen, bijvoorbeeld via de shortstay-kamers van de SSH.
Geen toezicht
De woningcorporaties houden geen toezicht op hoe het hospiteren verloopt. De SSH selecteert als er een kamer vrij komt de vijftien studenten die het hoogst op de wachtlijst staan, de bewoners bepalen wie ze daarvan uitnodigen. Wie er vervolgens uitgekozen wordt en op welke manier, laat de SSH over aan het huis. Wel benadrukt een woordvoerder van de SSH dat het beter is om alle vijftien studenten uit te nodigen, ‘anders mis je misschien wel die droomkandidaat’. Bovendien krijgt dan iedereen een eerlijke kans. Cijfers over het aantal hospiteeravonden dat de Rotterdamse student gemiddeld bezoekt, heeft de SSH niet. Dat studenten na twintig keer nog geen kamer hebben, kwam ‘een keer of vier voor in de afgelopen paar jaar’.
Stadswonen, de grootste aanbieder van studentenkamers in Rotterdam, heeft meer cijfers. Daar was de wachttijd in 2015 nog vijf maanden, in 2018 was dat opgelopen naar veertien. Volgens Marvin Siemensma van de woningcorporatie wordt in 80 procent van de aangeboden kamers gehospiteerd, de rest van de huurders laat de keuze aan Stadswonen over. Daarbij gaat het volgens Siemensma vaak om huizen waarbij de huidige huurders zelf binnenkort ook vertrekken. In dat geval selecteert de woningcorporatie op inschrijfduur. Hoe vaak studenten moeten hospiteren voordat ze een kamer vinden weet Siemensma niet, wel hoe vaak ze reageren. Dat was in 2018 gemiddeld 24 keer, een verdubbeling ten opzichte van 2016.
Voor sommige groepen, zoals eerstejaars en internationals, zijn speciale regelingen, waardoor ze niet altijd hoeven te hospiteren. Eerstejaars kunnen gebruikmaken van de ‘kameractie’: daarbij krijgen ze voorrang op kamers in gebouwen waar alleen eerstejaars mogen wonen. Op die manier worden jaarlijks tweehonderd eerstejaars aan een kamer geholpen, hoewel hiervoor soms ook gehospiteerd moet worden. Voor internationals zijn onder andere op de campus kamers gereserveerd, zoals in Hatta en het F-gebouw.
Tips voor het hospiteren
Verzameld uit de reacties van studenten:
- Het is een open deur, maar schrijf je zo vroeg mogelijk in. Op het moment dat je serieus overweegt naar een studentenstad te verhuizen kun je je het beste meteen inschrijven bij een van de woningcorporaties in Rotterdam. Dat kan ook als je nog niet in Nederland woont.
- Doe je tijdens een hospiteeravond niet anders voor dan je bent. Daar prikken je potentiële huisgenoten zo doorheen.
- Besef dat de grootste druktemakers bij de hospi niet altijd degenen zijn die worden uitgekozen. Lang niet iedereen wil een schreeuwlelijk in huis.
- Je ouders meenemen naar een hospiteeravond is taboe. Niet doen.
- Besef dat er bij elke hospiteeravond meer mensen worden afgewezen dan er worden aangenomen. Je hebt dus gewoon een beetje mazzel nodig, het ligt echt niet aan je persoonlijkheid.
- Cadeaus meenemen is over het algemeen niet nodig. Een te duur cadeau kan zelfs averechts werken. Als je toch iets wil meenemen: haal dan gauw een flesje wijn bij de supermarkt. Dat is meer dan genoeg.