Vorig jaar was er veel ophef over de toenemende verengelsing van het hoger onderwijs en de enorme groei van het aantal internationale studenten. Vooral bij de universiteiten dreigden sommige Engelstalige opleidingen uit hun voegen te barsten. Het werd bovendien moeilijker om alle internationals fatsoenlijk onderdak te bieden.

Noodoplossing

Er moest wat gebeuren, vonden de instellingen, maar wat? Studenten weigeren op grond van hun nationaliteit kan niet, want dat is discriminatie. Het invoeren van studentenstops was hooguit een noodoplossing, zeker in sectoren met tekorten op de arbeidsmarkt. Bovendien worden daarmee ook Nederlandse studenten geweerd.

Vandaar hun voorstel om opleidingen een Nederlandstalige én een Engelstalige variant te laten aanbieden met de mogelijkheid om alleen voor de laatste een studentenstop in te voeren. Daarmee zou het hoger onderwijs toegankelijk blijven voor Nederlandse studenten, zelfs bij een vloedgolf van buitenlandse studenten.

Regie

Minister Van Engelshoven vond dat een goed idee. Ze schreef de Tweede Kamer in juni dat ze het zou uitwerken in een wetsvoorstel en dat heeft ze nu gedaan. Uit zorg voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs eist ze wel de regie op bij de toekenning van studentenstops. Anders dan nu, moeten instellingen hun numerus-fixusaanvraag goed onderbouwen, ook als die alleen voor de anderstalige variant zijn bedoeld. Zo niet, dan kan de minister de aanvraag weigeren. Sowieso moeten de instellingen de keuze voor een andere taal beter verantwoorden.

Hoger collegegeld

De minister staat ook toe dat instellingen het vaak hoge collegegeldtarief voor studenten van buiten de Europese Economische Ruimte flink opschroeven, zoals de TU Delft volgend studiejaar doet. Ook met dat instrument kunnen ze het aantal niet-EER-studenten terugdringen. Daarnaast vindt ze het reëel om internationale aspirant-studenten een bijdrage van maximaal honderd euro voor hun diplomawaardering te vragen en hen te laten betalen voor een eventuele taaltoets.

Op het conceptwetsvoorstel van de minister kan tot 28 januari gereageerd kan worden. Daarna gaat het naar de Tweede Kamer.