Tijdens een conferentiediner deelde een kunsthistoricus zijn dilemma met mij: hij had een uitnodiging gekregen om te komen spreken in China en twijfelde of het ethisch verantwoord was om die te accepteren. China trok onlangs wereldwijde aandacht door bepaalde kunstenaars te censureren. Moeten we het gesprek aangaan of juist uit de weg gaan?

Tijdens een ander academisch symposium ging er een open protestbrief rond tegen een dataminingbedrijf dat het evenement had gesponsord. De brief was een reactie op een aantal beschuldigingen van bedrog, waaronder medeplichtigheid aan het identificeren en deporteren van vluchtelingen door de overheid van Trump. Academici werd gevraagd de brief te ondertekenen als ze het eens waren met de inhoud. Sommigen prezen de actie en zagen het als academische durf. Anderen stelden dat het voor een academicus niet de beste aanpak was één specifiek bedrijf te boycotten. In plaats daarvan moeten we met deze techbedrijven samenwerken en de gegevenseconomie in het algemeen veranderen, aldus de tegenstanders. Hoe dan ook, academici worden geacht een ethisch standpunt in te nemen.

Op dit moment raast er een mediastorm door de academische wereld, veroorzaakt door een gewaagde hoax: drie academici hebben 20 nepartikelen vol jargon geschreven, waarvan een aantal door vooraanstaande vakbladen werden gepubliceerd. Het doel van de hoax was om de sterke ideologische stromingen in vakbladen die zich richten op ‘grievenwetenschappen’ binnen de geesteswetenschappen en sociale wetenschappen bloot te leggen. In een van de artikelen wordt de volgende vraag gesteld: ‘Ervaren honden onderdrukking op basis van (waargenomen) gender?’. Een ander artikel ging over ‘vetbodybuilding’ en voor weer een ander artikel werden stukken uit Mein Kampf van Adolf Hitler herschreven om neoliberaal feminisme te bevorderen. Sommige academici juichten de actie toe. De drie schrijvers hadden laten zien hoe ver linkse ideologieën waren doorgedrongen tot de academische wereld. Anderen keurden de hoax af en stelden dat de drie bevooroordeeld waren, geen respect voor het evaluatieprocedure hadden en hun eigen agenda wilden doordrukken.

Het is duidelijk dat ethiek binnen de academische wereld aan het versmelten is met de grotere geopolitieke strijd die momenteel woedt. Nu de politiek om ons heen steeds gepolariseerder wordt en voor een ongezond klimaat en verdeeldheid zorgt, voelen we een steeds sterkere drang om in het dagelijks leven onze politieke stem te laten horen. De heropleving van alledaagse politiek is gezond, maar ik ben bang dat we als docenten en wetenschappers de grip op onze rol kwijtraken en ons vermogen alle kanten van het verhaal objectief te belichten, verliezen.

Is het niet onze taak om zelfs de afschuwelijkste ideeën, onorthodoxe praktijken en moreel twijfelachtige organisaties te bestuderen en verder te kijken dan ons eigen beperkte wereldbeeld? Is het niet noodzakelijk dat we persoonlijke ideologieën opzij zetten en op zoek gaan naar de waarheid en onze studenten leren een redelijk gesprek te voeren met mensen die ze als onredelijk beschouwen?

Afgelopen week werd mij dit maar al te duidelijk na een ontmoeting met een andere academicus. Ze is een Afro-Amerikaanse wetenschapper en ze merkte op dat het voor haar mensen ‘alleen maar slechter’ was geworden. ‘In welk opzicht?’ vroeg ik. Ze antwoordde: ‘In alle opzichten.’ Ik ging erop door en zei dat er toch wel wat vooruitgang was geboekt en dat het ook belangrijk was om stil te staan bij successen en niet alleen maar te kijken naar mislukkingen. Ik stelde dat als we dat doen, we een heel grote groep mensen tekort doen die in het verleden positieve veranderingen teweeg hebben gebracht. Op dit punt vroeg ze me met trillende stem of ik in critical race theory geloofde. Ze zei me dat ik het recht niet had namens haar volk te spreken en dat ook nooit zou kunnen doen, omdat ik niet heb doorgemaakt wat zij hebben doorgemaakt. Ze eiste dat ik haar niet zou delegitimeren en liep weg.

Ik was totaal onthutst. We stonden aan dezelfde kant. Mijn onderzoek en opvattingen gaan over het erkennen van ongelijkheid en het aanvechten van universalisme in ontwerpen en denken. Ondanks dat, lukte het ons niet eens om een gesprek te voeren.

We kunnen verblind raken door ideologieën.

Als we niet met elkaar kunnen praten, hoe kunnen we de volgende generatie dan leren om kritisch te luisteren?

Het is tijd om echte gesprekken aan te gaan.