Van Dijk, die het merendeel van zijn carrière aan de Erasmus School of Economics doorbracht en die geaffilieerd is aan het ISS maar hier nooit gedoceerd heeft, noch met studenten van het ISS enige stukken heeft gepubliceerd, reageerde door te stellen dat zijn woorden uit de context zijn gehaald. Tijdens discussies met hem hebben wij geprobeerd om duidelijk te maken dat een andere context de betekenis van deze woorden in deze specifieke volgorde niet zou veranderen. Er is geen enkele context waarin zijn woorden acceptabel zouden zijn. Had hij echter gezegd: “Ik heb te maken met PhD-studenten, en niet elke student is briljant”, dan was dat een heel ander verhaal geweest.
Dit incident vestigt de aandacht op twee belangrijke debatten binnen de academische wereld, die op zichzelf staan maar nauw met elkaar verweven zijn: het debat over de totstandkoming en verspreiding van kennis, en dat over racisme en diversiteit.
Wie mag weten
Laten we allereerst kijken naar de totstandkoming van kennis binnen de academische wereld. Door intelligentie te linken aan geografische gebieden, grijpen zijn beweringen terug op vooroorlogse racistische, pseudo-biowetenschappelijke retoriek, die de rechtvaardiging was voor kolonialisme, slavernij en de nazi-bezetting. Het zou tautologisch zijn om te stellen dat dit soort denkbeelden inmiddels ontmaskerd zijn.
Dit brengt ons bij bredere debatten in de academische gemeenschap met betrekking tot ‘wie er mag weten’. Dat wil zeggen: groepen mensen worden gezien als bekwaam om te denken of te weten (volledig rationeel), terwijl anderen slechts gezien worden als onderwerp van wetenschappelijke studie (onwetend, achtergebleven). Hiermee wordt geïnsinueerd dat menselijkheid (rationaliteit, kennis) niet voor iedereen is weggelegd.
‘De totstandkoming van academische kennis is geen onschuldige aangelegenheid’
Het idee dat kennis de academie (of zullen we zeggen, de Champions League) alleen kan betreden wanneer het eerst verteerd en vervolgens opgehoest is door erkende vertegenwoordigers van die kennis of rationaliteit, belichaamd door bevoorrechte witte mannelijke professoren, is niet onschuldig. Zoals Gloria Wekker (emeritus hoogleraar Universiteit Utrecht) opmerkt: de totstandkoming van kennis is geen onschuldige aangelegenheid.
Ontkenning van racisme
Het is opmerkelijk dat in een land als Nederland, waar tolerantie het heersende ethos zou zijn, hoogopgeleide witte mensen juist degene zijn die racisme als eerste ontkennen (Essed, 1991). Teun A. van Dijk, die zich dertig jaar lang wijdde aan het onderzoeken van de relatie tussen discours en racisme, benadrukt de rol van de elite in het in standhouden van racisme.
Hij betoogt dat juist politici, bedrijven, academici, docenten en de media een prominente rol spelen in het reproduceren van racisme. Zij gebruiken hun posities en de autoriteit die daarmee geassocieerd wordt, om de overmacht van witheid in de populaire cultuur van westerse maatschappijen te legitimeren en te versterken.
Het is dus inderdaad zo dat, alhoewel er wordt verondersteld dat racisme vooral voorkomt in de publieke sfeer, het vaak de elite is die, met haar vooringenomen denkbeelden, de grondlegger is van deze denkbeelden.
‘Politici, bedrijven, academici, onderwijzers en de media spelen een vooraanstaande rol in het reproduceren van racisme’
Als we het artikel over ‘rooftijdschriften’ als voorbeeld nemen, wordt het duidelijk waar Teun A. van Dijk op doelt: opmerkingen, gemaakt door een academicus, die racistische stereotypen bestendigen, krijgen volop de ruimte in de media (Erasmus Magazine).
Het feit dat deze specifieke uitspraak er ook nog eens door de vormgeving werd uitgelicht laat de actieve, en niet slechts passief-objectieve, rol van de journalist zien. De reactie van EM, waarin staat ‘dat de mening die wij publiceren niet noodzakelijkerwijs de mening van de EM reflecteert’, ontslaat hen niet van hun eigen verantwoordelijkheid. Deze reactie zou namelijk slechts van toepassing zijn op een opiniestuk, en niet op een artikel dat geschreven is door hun eigen journalist waarbij je ervanuit mag gaan dat de feiten door hem zijn gecheckt. Dit laat zien hoe makkelijk racisme gereproduceerd wordt door de elite, en hoe het in omloop wordt gehouden.
Inzicht in alledaags racisme
Het zou een kwalijke vergissing zijn om dit incident vervolgens als op zichzelf staand te zien, en terug te brengen tot het ‘rotte appel’-model. Dit brengt ons bij het tweede punt: racisme en diversiteit.
In haar boek Inzicht in Alledaags Racisme waarschuwde de Nederlandse academica Philomena Essed (1991) voor het individualiseren van racisme, dat slechts dient om het probleem te vereenvoudigen. In plaats daarvan zou het moeten worden benadrukt dat de individuen in kwestie handelen binnen machtsstructuren; en het is deze macht, uitgeoefend via allerlei praktijken en instanties, die racisme reproduceert. Op vergelijkbare wijze kan deze macht ook ingezet worden om racisme te bevechten.
Witwassen onder het mom van diversiteit
In plaats daarvan wordt deze macht misbruikt om racisme wit te wassen, onder het mom van diversiteit. Nederlandse academische instituten sturen aan op internationalisering, en maken gretig gebruik van de inkomsten en het positieve public relations-effect die de komst van internationale studenten en medewerkers met zich meebrengt. Maar wanneer er dan gevallen van racisme worden gerapporteerd, komen ze aangesneld om koortsachtig te verklaren hoe toegewijd ze wel niet zijn aan het thema diversiteit en inclusie. Zo wordt diversiteit in het beste geval een oefening in public relations, en in het ergste geval een manier om de status quo/witheid te beschermen.
‘Academische instituten zijn berucht om het feit om het zwijgen op te leggen aan wie zich uitspreekt tegen racisme’
Hoewel het aankaarten van institutioneel racisme in de academische wereld een eerste stap in de goede richting is, zijn academische instituten berucht om het feit dat zij degenen die zich uitspreken tegen racisme het zwijgen opleggen, door hen ervan te beschuldigen niet loyaal te zijn en hun kritiek af te doen als ‘rumoer’ (Ahmed, 2012). Tegelijkertijd lopen we door de focus te plaatsen op institutioneel racisme ook het risico om het instituut te personaliseren als degene met het probleem dat moet worden gefixt, waarmee dus alle persoonlijke verantwoordelijkheid die je hebt voor je handelen binnen academische instellingen, wordt ontkend.
Het voorgaande argument laat het gelaagde en complexe karakter van racisme zien, maar als je het bestaan ervan ontkent steek je je kop in het zand en doe je alsof er niets aan de hand is. In een tijd waarin Europese ‘alt-right’ partijen zich klaar maken om zich te verenigen tijdens de aankomende Europese parlementsverkiezingen, en nu Donald Trump de fakkels van de KKK weer heeft ontstoken, is dat simpelweg geen optie meer.
ISS PhD-gemeenschap
**De PhD-gemeenschap van het ISS heeft vervolggesprekken gevoerd met het ISS-bestuur en werkt inmiddels nauw samen met het ISS team Diversiteit en Inclusie om de discussie over diversiteit te bevorderen en breder te trekken dan public relations door middel van trainingen, workshops en werkgroepen.
Literatuurlijst
Ahmed, S. 2012. On Being Included: Racism and Diversity in Institutional Life, Durham: Duke University Press
Essed, P. 1991. Inzicht in Alledaags Racisme, Utrecht: Het Spectrum
Van Dijk, T. A. 1993. Elite Discourse and Racism. California: Sage
Wekker, G. 2018. Witte Onschuld: Paradoxen van Kolonialisme en Ras. Amsterdam University Press