‘Waarom zou je je anders voordoen om erbij te horen?’

Anna Knops (19, tweedejaars criminologie) werd SSR-lid in 2016

“Toen ik vorig jaar meedeed aan de Eurekaweek, schreef ik me meteen in bij SSR. Ik kom uit Zuid-Limburg en ik kende nog niemand hier, dus ik stond echt open voor nieuwe mensen. In één klap werd mijn netwerk heel erg groot. Dat het SSR zou worden, wist ik ook al snel. Laurentius vond ik wel heel tof en aantrekkelijk, maar bij SSR kom ik toch meer mezelf zijn. Waarom zou je je anders voordoen om erbij te horen?”

“Natuurlijk heb je bij SSR wel verschillen. Het ene dispuut is corporaler dan het andere. Maar uiteindelijk iedereen kan zijn plek vinden. Het is echt grappig om te zien dat er voor ieder type student een dispuut is. Zelf zit bij het dispuut, Diaboli, een gemengd dispuut dat vooral ook heel actief is. Dat was ook wel een reden om erbij te gaan. Zelf doe ik ook veel; ik zit in het nieuwe dispuutsbestuur en ik ben lid van de Eurekaweekcommissie voor 2018.”

“De ontgroening heeft voor mij echt nut gehad. Natuurlijk was het af en toe best zwaar, maar ik heb het wel mooi gedaan. Ik ben er volwassen door de geworden. Bij moeilijke dingen in het leven denk ik: ‘Stel je niet aan, die ontgroening heb je ook doorstaan.’ En je kunt toch stoppen wanneer je wilt? Wat dat betreft vind ik al die ophef over ontgroeningen wel jammer. Het stimuleert niet echt om lid te worden.”

“SSR bestaat dit jaar 100 jaar. Volgens mij is er niet heel veel verschil tussen toen en nu, hoogstens op praktisch gebied. Zo betalen wij ons bier met pasjes in plaats van contact geld, en drinken we uit plastic bekers in plaats van glazen. Maar de mentaliteit en de tradities zijn niet veranderd. Zodra er een baravond begint, verdwijnen alle mobiele telefoons en praten we alleen nog met elkaar. Net als honderd jaar geleden. We zijn hooguit wat beschaafder geworden. Er is een mannendispuut dat af en toe een kilt draagt. Uit de verhalen weet ik dat zij vroeger soms hun plas lieten lopen aan de bar. Dat kun je je nu niet meer indenken natuurlijk. Vroeger waren er ook geen vrouwen lid. Wat dat betreft ben ik wel heel blij dat ik nu studeer.”

‘Nu hoefde ik niet meer bij mijn hospita op de bank te zitten’

Cees Coumou (76, Econometrie, gepensioneerd) werd SSR-lid in 1962

Cees-Coumou-4-foto-sanne-van-der-most
Cees Coumou

“In 1962, toen ik ging studeren, was de verzuiling nog heel sterk. Via de kerk kon je snel aan een kamer komen. Studentenverenigingen waren ook vaak verbonden aan geloofsrichtingen. Binnen no time stond er een ouderejaars van het toen nog protestantse SSR aan de deur om te praten. Ik was al snel om. Dan hoefde ik ’s avond niet meer naast mijn hospita op de bank te zitten. Die had namelijk net een tv en was een beetje bang voor het apparaat. Met mij ernaast zich durfde ze het wel aan.”

“Studeren was in die tijd veel minder gebruikelijk dan nu. Meestal was je de eerste uit de familie en had je geen idee hoe het allemaal werkte. Een studentenvereniging was dan een grote steun; ook voor mij. Zo leerde ik in één keer een heleboel nieuwe mensen kennen en had ik iedere avond wat leuks te doen. Eten deed je namelijk altijd op de mensa en daarna bleef je hangen om te borrelen. Sommige leden draaiden daar wel een beetje in door. Niemand lette op je als je om twee uur ’s middags ging biljarten of dagen achter elkaar in de kroeg hing. Er werd wat afgezopen. Tot het ziekenhuis aan toe soms.”

“Bij mij viel het met dat zuipen overigens wel mee. Ik had eerst in militaire dienst gezeten, dus ik was wat ouder dan de rest en daardoor wat serieuzer. Maar dat wil niet zeggen dat ik niet van mijn studententijd heb genoten hoor. Ik was actief in ons dispuut Wodan en ik was voorzitter van de studentenschietvereniging. Dan gingen we met z’n allen naar de Waalsdorpervlakte, een hele dag schieten. Geweldig.”

“De ontgroening was prima te doen. Bij SSR draaide het altijd meer om redeneren dan om fysieke vernedering – nog steeds. Wel anders dan nu was het aantal vrouwen dat lid werd: eentje in het jaar na mij, maar die zagen we vervolgens nooit. In de ontgroening werd wel rekening gehouden met de dames. Zo hadden ze bedacht dat het grappig was om de vrouwelijke eerstejaars op te sluiten in een kamer met muizen. Dan zouden ze hard gaan gillen en bovenop de tafel springen. Maar dit waren blijkbaar hele stoere dames, die het vooral heel zielig vonden voor die muizen, en ze meteen begonnen te vangen. Gelukkig is SSR nu helemaal gemengd en doen de dames gewoon overal aan mee.”

‘Het klinkt cliché, maar SSR-vriendschappen zijn voor het leven’

Jack Dijke (46, advocaat) werd SSR-lid in 1992

Jack-Rijke-3-foto-sanne-van-der-most
Jack Dijke

“Ik ben pas in mijn tweede jaar lid geworden. Nadat ik mijn rechtenpropedeuse had gehaald, miste ik toch wel wat. Rotterdam was toen echt een heel andere stad dan nu. Het uitgaansleven bestond veel minder dan nu, dus als je een beetje leuke studententijd wilde hebben, was je op een vereniging aangewezen. Als je studeert, moet je lid zijn, zo dacht ik. Daarbij kwam, dat ik ook graag wat dingen buiten mijn studie wilde doen. En dat kon prima, want ik had ook gewoon tijd over. Anders dan nu hadden we bij rechten maar weinig college.”

“Samen met een vriend van de middelbare school heb ik me ingeschreven bij SSR. Vanaf het begin af aan had ik iets met die vereniging. Natuurlijk kwam ik ook wel bij andere verenigingen, maar SSR trok me het meest. Vooral omdat er zo veel verschillende mensen zaten. Iedereen was welkom en je kon echt jezelf zijn. Dat zag je ook echt terug in de disputen; het ene was meer jasje dasje en streng in de studentenmores, het andere dispuut was veel losser – geweldig dat dat kon. Zelf zat ik NIREA, het alleroudste én gemengde dispuut.”

“Terugkijkend op mijn tijd bij SSR, denk ik vooral aan al die mooie vriendschappen. Ik werd ruim 25 jaar geleden lid en ik ken nog steeds heel veel mensen van SSR die ik echt nog regelmatig zie. Het klinkt cliché, maar het is echt waar: dat zijn vriendschappen voor het leven. Daarnaast heb ik heel veel geleerd van de dingen die ik op SSR deed en organiseerde.

Ik zat in het dispuutsbestuur, ik was preses van de almanakcommissie en de ontgroeningscommissie, ik zat in de sociëteitscommissie, de barweekcommissie en in de raad van commissarissen. Daar leerde ik van alles, op een heel spontane en ongedwongen manier. Netwerken, dingen regelen en bedenken, en initiatief nemen. Kortom, ik kijk heel positief terug op mijn tijd bij SSR. Het enige dat ik nu misschien anders zou doen, zou het indelen van mijn tijd zijn.

Op een gegeven moment was ik wel héél veel op SSR; iets anders bestond eindelijk niet. Misschien wel zonde achteraf. Als ik nu studeerde, zou ik zeker naar het buitenland gaan en wat meer dingen buiten SSR doen. Maar ja, ik vond het gewoon heel erg leuk daar.”