Er bestaat zoiets als een academische toerist. Internationale conferenties bieden ons de mogelijkheid nieuwe plekken te ontdekken. Deze maand bezocht ik voor het eerst het Afrikaanse continent; Zuid-Afrika om precies te zijn. Ik was voor een workshop in Kaapstad.
Het eerste wat ik zag toen ik uit het vliegtuig stapte, waren gigantische posters over het ernstige watertekort in de stad. Op veel openbare plekken (waaronder het vliegveld) waren de kranen afgesloten. In plaats van water werd handreiniger aangeboden. De autoriteiten vrezen dat begin april Day Zero aanbreekt, de dag dat al het water op is.
De crisis is overal zichtbaar. Op het vliegveld word je gevraagd zuinig te zijn met water en in de wc’s van restaurants zie je vaak bordjes met de tekst “if it’s yellow, let it mellow; if it’s brown, flush it down” (zoiets als ‘een plasje laat je liggen, alleen een grote boodschap spoel je door’). De kloof tussen rijk en arm wordt duidelijk op plaatsen waar dit soort bordjes opvallend ontbreken. De schijn van het utopische Kaapstad, met haar schoonheid en rijke cultuur, wordt daarmee in stand gehouden.
In de AirBnB’s waar ik verbleef, werd ik met koeienletters herinnerd aan het feit dat elke minuut minder onder de douche een verschil maakt en dat het belangrijk is om ‘grijs water’ (water dat we zonder nadenken wegspoelen) te hergebruiken voor het wassen van auto’s en de vaat.
Toen ik mijn vlucht boekte, was ik me weinig bewust van deze naderende ramp. Nooit eerder was ik zo persoonlijk bij klimaatverandering betrokken als toen ik in Kaapstad was. Ik ben me bewust van de milieuvoetafdruk van de reizen die ik dankzij mijn academische privileges kan maken. Dit bewustzijn werd versterkt door het feit dat ik als academische toerist de schaarse middelen van een stad in nood aan het verbruiken was.
Hoe hard ik ook mijn best deed om mijn invloed zo beperkt mogelijk te houden (door niet te douchen, mijn kleren niet te wassen en de wc alleen door te spoelen als het echt nodig was), ik kon niet om het feit heen dat mijn aanwezigheid in Kaapstad een probleem op zich was.
Ik voelde me ontzettend schuldig. Het minste wat ik kon doen, dacht ik, was de bewustwording over de toestand in Kaapstad vergroten. Ik wilde duidelijk maken dat het onze morele plicht is om een bezoek aan de stad uit te stellen tot de crisis voorbij is. Een inwoner van Kaapstad vertelde me echter dat mijn plan om anderen te waarschuwen niet naar Kaapstad te gaan, de problemen alleen maar groter zouden maken. Hoe goed ik het ook bedoelde. Duizenden mensen in Kaapstad zijn afhankelijk van het toerisme. Door de stad te vermijden, maken we het stigma alleen maar groter, terwijl toeristen juist nu nodig zijn.
Dit morele dilemma herinnert ons eraan dat we als academici voorzichtig met onze privileges moeten omspringen.
Payal Arora is Associate Professor aan de Erasmus School of History, Culture and Communication