Ik ben een groot liefhebber van kattenfilmpjes, vooral van filmpjes waarin ze zich in allerlei soorten dozen proberen te wurmen. Dat moet een gevoel van frustratie opwekken bij kattenliefhebbers die hun kat wanhopig met allerhande ingewikkelde apparaten proberen te lokken. Het is interessant om te zien dat dit bij baby’s eigenlijk net zo werkt. Veel kinderen vinden doodnormale objecten heel aantrekkelijk. Sommige kleintjes vinden een luciferdoosje of een stukje stof veel interessanter dan al het dure speelgoed dat ernaast ligt.

Het Guggenheim, het door architect Frank Lloyd Wright ontworpen museum, deed veel stof opwaaien toen het zijn deuren opende. Het ging in tegen de ‘normale’ ruimte van een museum. Enkele vooraanstaande kunstenaars zoals Willem de Kooning, Milton Avery en anderen protesteerden tegen deze ruimte. Zij waren van mening dat het museum met zijn innovatieve rondingen geen rekening hield met hun traditionele rechthoekige kunstwerken en dat kunst daarmee ondergeschikt aan architectuur was geworden.

Slechts weinigen zullen ontkennen dat het Guggenheim een revolutionaire ruimte is, maar de kunstenaars hebben hier wel een punt. Kunst komt hier in conflict met architectuur. De aandacht van de bezoeker wordt behoorlijk afgeleid.

Dit brengt mij bij het klaslokaal. De vier muren en het bord. Een ontwerp uit de vorige eeuw. Sommigen beweren zelfs dat collegezalen en klaslokalen op korte termijn niet meer dan ‘overblijfselen uit ons educatief verleden’ zullen zijn geworden.

Er is een groeiende minachting voor het traditionele, het normale, het saaie. Er wordt momenteel veel geëxperimenteerd met het klaslokaal van de toekomst, een klaslokaal waarin de idealen en de prioriteiten van de eenentwintigste eeuw volledig tot hun recht komen – open innovatie, inclusie en initiatief.

Voor iedere nieuwe leercultuur lijkt een nieuw ruimtelijk ontwerp nodig te zijn. Lokalen worden voorzien van nieuwe technologieën om de samenwerking tussen docenten en studenten te bevorderen. Experimenten in Spanje laten zien hoe groen kan bijdragen aan de cognitieve ontwikkeling van kinderen. In Denemarken zijn er klaslokalen zonder muren, waardoor het geluid zich van de ene leerruimte naar de andere kan verplaatsen. Dit moet ervoor zorgen dat studenten hun aandacht er beter bij houden. Het gebruik van glas benadrukt transparantie en openheid.

Hier hangt wel een prijskaartje aan. Er worden miljoenen besteed aan dit soort ‘flexibele’ en ‘open’ ruimtes. Helaas kunnen de meeste onderwijsinstellingen dit soort bedragen niet ophoesten. Er gloort echter hoop. Laten we niet vergeten dat de leraar een invloedrijke architect kan zijn.

Het is een fantastische ervaring om hele werelden tot leven te brengen in een alledaagse omgeving. Socratische dialoog kan kleur geven aan een conversatie in het klaslokaal. Voor een leraar kunnen de witte muren ook een doek zijn om mee te spelen. Feit is dat woorden een ruimte net zo goed vorm kunnen geven, of zelfs meer, als ze aansluiten op de onuitputtelijke verbeeldingskracht van kinderen.

Payal Arora is Associate Professor aan de Erasmus School of History, Culture and Communication