Karen Stegers-JagerKaren Stegers-Jager is als onderwijskundige verbonden aan het Institute of Medical Education Research Rotterdam (iMERR, Erasmus MC). Ze promoveerde op een onderzoek naar de rol van etniciteit en culturele achtergrond bij het studiesucces van geneeskundestudenten. Ze ontving deze zomer een Veni-beurs voor een onderzoek naar de rol van eerste indrukken bij de beoordeling van coassistenten.

Hoe divers is de Erasmus Universiteit?

“We zijn de meest diverse universiteit van Nederland. Aan het Erasmus MC, waar ik werk, heeft ongeveer 30 procent van de studenten een migratieachtergrond – tenminste één van de ouders is niet in Nederland geboren. Van hen is 20 procent niet-westers en 10 procent westers. Aan de Erasmus Universiteit in zijn geheel heeft 40 procent een migratieachtergrond, waarvan ongeveer de helft niet-westers is. We strijden om de koppositie met de VU. Aan de andere kant van het spectrum hebben we in Nederland ook nog wel wat witte bolwerken, zoals de Universiteit Utrecht en de Universiteit van Amsterdam.”

Laten we uw faculteit als uitgangspunt nemen.
Is het veel, 30 procent?

“Nee, niet als je het afzet tegen de Rotterdamse bevolkingssamenstelling, waarvan de helft allochtoon is. We doen het goed, maar het kan altijd beter.”

Hoe doen studenten met een migratieachtergrond
het?

“We volgen studenten vanaf het moment dat ze binnenkomen om dit in kaart te brengen. Dat begint bij de aanmelding, waar ze geselecteerd worden op basis van middelbareschoolcijfers, studievaardigheidstoetsen en cv. Daar blijkt dat studenten met een migratieachtergrond evenveel kans hebben om op basis van hun cv binnen te komen. Daar waren wij aangenaam verrast over, want de hypothese was altijd dat studenten met een migratieachtergrond minder aan cv-building doen. In de bachelor zien we bij een aantal specifieke vakken problemen ontstaan. Dat zijn vakken waarbij taalvaardigheid een grote rol speelt en veel geschreven moet worden. Maar een interessanter voorbeeld is de integratietoets; dat heeft trouwens niet met integreren in Nederland te maken, maar met het integreren van alle stof uit het voorgaande jaar. Daar zie je dat studenten met een migratieachtergrond vaker zakken.”

Hoe komt dat?

“Het gaat hier om een toets die over dusdanig veel stof gaat, dat je je er als individuele student eigenlijk niet in je eentje op kunt voorbereiden; je hebt een netwerk nodig. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat juist dat netwerk bij studenten met een migratieachtergrond gemiddeld van een slechtere kwaliteit is. Je moet intensief contact hebben met andere, zich goed voorbereidende studenten, maar ook met ouderejaars en docenten. De vraag is eigenlijk: weet jouw netwerk ‘hoe het hoort’ op de universiteit; is het in staat om dingen voor je te regelen?”

Schot. segregatie1

Het grootste probleem ontstaat in de coschappen,
blijkt uit uw onderzoek. Waarom?

“Dat is het moment dat je het ziekenhuis ingaat en telkens drie tot tien weken op een afdeling verblijft – een soort stage. De beoordeling vindt daar niet meer plaats op basis van tentamens, maar op basis van hoe je meedraait. We zeggen wel eens gekscherend: als je goed hebt meegedaan, krijg je een acht. Als je uitstekend was en iemand je in de vervolgopleiding wil hebben, een negen. Bij een zeven ben je niet zo opgevallen en een zes betekent: ze willen je nooit meer zien. Het ligt natuurlijk genuanceerder, maar hoewel we actief bezig zijn om de beoordelingen in de coschappen te verbeteren, blijft het een subjectief oordeel. Feit is dat, net zoals bij stages bij andere opleidingen, bijna nooit iemand een onvoldoende krijgt. Bijna iedereen haalt het dus, ook de studenten met een migratieachtergrond. Maar ze scoren een stuk minder, ook als ze in de jaren daarvoor gelijk opgingen. Van de autochtone studenten haalt zo’n 90 procent minstens drie keer een acht in de eerste vijf coschappen. Bij studenten met een migratieachtergrond is dat maar 55 tot 70 procent. Dat belemmert de doorstroom naar de vervolgopleiding.”

In hoeverre geldt dit voor andere opleidingen ook?

“De verschillen die wij aantreffen, zien we buiten geneeskunde ook. Studenten met een niet-westerse achtergrond hebben meer moeite om mee te komen.”

Hoe komt het?

“Dat heeft met cultuur te maken. Voel je je als een vis in het water, of heb je de hele tijd het gevoel dat er allemaal onuitgesproken regels zijn die je niet kent? Het wordt ook wel het hidden curriculum genoemd: hoe je iemand aanspreekt, waar je gaat staan tijdens een gesprek. Er is een heel duidelijk idee van hoe iemand zich behoort te gedragen, maar dat gaat niemand je vertellen. Voorbeeld: in de Nederlandse operatiekamer verwacht de chirurg dat je een instrument aanreikt voordat hij erom vraagt. Als je gaat staan wachten tot je een opdracht krijgt, scoor je minder op eigen initiatief. Het gaat erom of je antennes goed staan afgesteld.”

Aan wie de taak om iemands antennes bij te stellen?

“Het is een verantwoordelijkheid van beide partijen. De student moet zijn best doen om te begrijpen hoe het hoort, maar bij de opleiding ligt ook een grote taak. We moeten ons bewust zijn van hoe we onbewust bepaalde patronen en privileges reproduceren; het verhaal van ‘wit is ook een kleur’. Er zijn studenten die al vroeg in de opleiding – vaak heel subtiel – te kennen wordt gegeven dat een bepaalde specialisatie niets voor hen is. Ik ken een vrouw met een migratieachtergrond die het na hard werken tot een opleidingsplek bij chirurgie geschopt had, wat in de hiërarchische wereld van de geneeskunde samen met cardiologie zo ongeveer het hoogst haalbare is. Maar ze zei na een tijdje: ik stop ermee. Om erbij te horen moest ze haar eigen identiteit en cultuur aan de kant zetten. Ga maar na: als je niet mee wil op skireis en niet van borrelen houdt, dan val je heel snel buiten de groep.”

Schot. Segregatie2

Je kunt ook zeggen: dan leer je maar zuipen.

“Dat kan, maar dan vind je dat je moet assimileren in plaats van accommoderen. Zo sta ik er niet in. We hebben het er nu over alsof het een probleem is, terwijl we het volgens mij veel beter als een kans kunnen zien. Het is zonde om geen gebruik te maken van de meerwaarde die diversiteit biedt. We vinden het belangrijk dat we onze studenten voorbereiden op een multiculturele samenleving. Dan moet je het onderwijs ook echt divers maken, of het nu gaat om de opleiding tot arts of tot marketeer. Er is de afgelopen tijd ophef geweest over het vak praktische klinische vaardigheden, waarbij studenten elkaar moeten onderzoeken. Twee moslimstudentes wilden niet door een man aangeraakt worden. Het kwam zelfs tot een rechtszaak. Kijk, natuurlijk hoort dat lichamelijke practicum er gewoon bij. Maar je hebt er weinig aan om dat zonder dialoog aan mensen op te dringen. Je moet er het gesprek over voeren. Als onze studenten én onze docenten zich bewuster zijn van deze culturele gevoeligheden, levert dat betere artsen op. Daar ben ik van overtuigd.”

Zijn er nog concrete maatregelen die u voorstelt?

“Het feit dat we studenten van verschillende komaf aantrekken, betekent niet dat het een diverse opleiding is. Als je niets doet, krijg je een soort etnische en culturele segregatie. Je zult actief interactiemomenten moeten creëren. Gemengde tutorgroepen bijvoorbeeld. Probleemgestuurd en kleinschalig onderwijs werkt heel goed, weten we uit de literatuur. Wat ook goed werkt, is dat je mensen aan het begin van de opleiding een commitment laat uitspreken, zowel door de student als de opleider. Dat doen ze aan de University of California in Los Angeles (UCLA) met succes. Ook bij de Rotterdam School of Management hebben ze goede resultaten met dit soort goal setting, blijkt uit onderzoek van Michaela Schippers. Ook de studentenvertegenwoordiging zou een representatie van de studentenpopulatie moeten zijn. Dat bereik je niet door tijdens de Eurekaweek te adverteren met hoeveel feestjes je wel niet organiseert.”

Lees 7 reacties