Deze maand vinden de twee laatste vergaderingen tussen deze Universiteitsraad en het College van Bestuur plaats. De Raad heeft de afgelopen tijd veel voor elkaar gekregen, altijd in goede samenwerking met het College van Bestuur. Toch is er één dossier dat helaas overblijft.
Laat me een paar voorbeelden geven. De regeling ‘Terugkeer na Zwangerschap’ wordt nu toegankelijk voor (veel) meer kersverse moeders onder het wetenschappelijk personeel op onze universiteit. De Universiteitsraad heeft een platform ontwikkeld dat projecten financiert die studenten zélf bedenken om hun periode op de EUR te verrijken.
De Raad blijft actief begeleiding bieden aan Faculteitsraden en Opleidingscommissies in het licht van de nieuwe Wet Versterking Bestuur. En samen met het EUROPA en de Dienstraden staat de Universiteitsraad aan de wieg van een groot onderzoek naar werkdruk op de EUR. Dat onderzoek wordt momenteel binnen vier faculteiten en ondersteunende diensten opgezet.
Trots
Dit zijn initiatieven waar we trots op zijn, omdat ze tot meer gelijkheid, duurzaamheid en hoogwaardige medezeggenschap op de EUR leiden. Voor alle initiatieven hebben we heel goed met het College van Bestuur kunnen samenwerken. Het is daarom des te jammer dat er één cruciaal dossier overblijft waar de ideeën van de Universiteitsraad en het College van Bestuur over onze universitaire belangen ver uiteen lijken te liggen: het Universitaire Allocatiemodel.
In het academische jaar 2014-2015 vroeg de Universiteitsraad het College van Bestuur om een herziening van dit financiële verdeelmodel, dat voorschrijft hoe, en onder welke voorwaarden, de zogenaamde ‘eerste geldstroom’ (geld vanuit het Ministerie) verdeeld wordt over de faculteiten en afdelingen.
Ongelijkheid
De Universiteitsraad, destijds en nu nog steeds, vindt dat het huidige allocatiemodel van de Erasmus Universiteit financiële én politieke ongelijkheid tussen grote en kleine faculteiten (en opleidingen) veroorzaakt. Het model werkt rendementsdenken in de hand, omdat het geld dat een faculteit ontvangt evenredig stijgt met het aantal (afgestudeerde) studenten.
Daardoor zijn kleinere faculteiten en opleidingen, omdat ze minder (snel) studenten opleveren, onzeker in hun voortbestaan en beperkt in hun mogelijkheden. De Universiteitsraad steunde dan ook enthousiast het voornemen van het College van Bestuur in 2015 om een extern bureau een vernieuwing van het verdeelmodel te laten onderzoeken.
Het onlangs gepresenteerde onderzoek kent echter twee fundamentele beperkingen. Ten eerste wordt niet over mogelijk ‘vernieuwing van’, maar hooguit ‘onderhoud aan’ het bestaande model gesproken. Ten tweede wordt de invulling van dat onderhoud overgelaten aan wat in het onderzoek de belangrijkste ’stakeholders’ genoemd worden: decanen en faculteitsdirecteuren die, zo bleek uit een eerste rapportage in 2016, grosso mondo weinig problemen aan het bestaande verdeelmodel zien. Faculteitsraden en opleidingscommissies, om maar twee belangrijke belangenbehartigers te noemen, zijn niet gehoord. Zorgen over deze beperkingen heeft de Universiteitsraad op meerdere momenten aangekaart.
Op voorhand beperkt
De opdrachtbeschrijving, maar vooral het merkwaardige gebruik van de term ‘stakeholder’, hebben negatief doorgewerkt in de rest van het onderzoek. Zo waren later gehouden gesprekken met onderwijs- en onderzoeksdirecteuren en pressure cooker sessies met facultaire controllers op voorhand beperkt door het consensus dat wezenlijk niets aan de verdeling van gelden over de faculteiten kon en moest veranderen.
En zo besloten deze ‘stakeholders’ dat een concreet alternatief voor de huidige verdeelsleutel, dat door de Universiteitsraad was ingebracht ter verkleining van de ongelijkheid tussen grote en kleine faculteiten, niet overwogen of doorgerekend hoeft te worden.
Status quo
De Universiteitsraad kan niet accepteren dat, in feite, facultaire bestuurders kunnen besluiten dat het in het belang van de academische gemeenschap en academische kwaliteit van de Erasmus Universiteit is om de status quo te behouden. In deze laatste periode van het Raadsjaar 2017-2018 zetten wij daarom in op de echte stakeholders.
Onze oproep in de laatste periode van de Raad aan het College van Bestuur en het College van Decanen is helder: ga terug naar de belangen van je academische gemeenschap, in ieder geval naar de daartoe verkozen vertegenwoordigers van medewerkers en studenten aan onze universiteit. En laat hen medezeggen welk(e) allocatiemodel(len) de EUR tot een veelzijdige, eerlijke en duurzame universiteit voor al haar stakeholders zullen maken.
Geacht dr. Engelbert,
Lezende uw stuk bekroop mij sterk het vermoeden dat u strijd vanuit een sociale studie of faculteit. Studenten of medewerkers van zo’n faculteit kenmerken zich veelal door het schuwen van “rendementsdenken”. Een plichtmatig rondje Google bevestigt mijn vermoeden dan ook.
Het probleem wat u schetst, is slechts door deze kleinere faculteiten verheven tot probleem.
Nu ook zij moeten strijden om de interesse van de student en het op latere salariëring doorgaans niet winnen, moeten zij met andere argumenten komen. Dat dit tot dusver niet gelukt is, maakt niet dat het systeem herzien moet. Eerder maakt dit wellicht heroverweging nodig van het pakket dat men op zulke faculteiten aanbiedt of het huidige pakket beter vermarkt.
Er zou bijvoorbeeld niets op tegen zijn om te mikken op studenten die graag willen verbreden. Ga in conclaaf met een andere faculteit en stem een dubbele bachelor af. Bied een boeiende mix van de verscheidene oogpunten. Lift mee op hun reclame.
Gegeven het huidige systeem levert dit de faculteit een stuk meer op: meer afgestudeerden namelijk, dus meer geld.
En de eventueel verminderde studieopbrengsten voor de universiteit per student? Dat is dan weer niet uw probleem.
Game the system; zo hoeven de faculteiten die het nu zwaar hebben, niets in te leveren. Althans, buiten ego.
Veel succes.
Reageren niet meer mogelijk.