Het was 2006 toen de minister van Onderwijs de Onderwijsraad vroeg te adviseren over de kwestie of onderwijskwaliteit een rol kan spelen bij de bekostiging van het hoger onderwijs. Het waren roerige tijden omdat er een wetsvoorstel was om aan studenten leerrechten te geven die ze vervolgens zelf konden verzilveren bij de universiteit van hun keuze. De universiteit zou dan een vaste voet krijgen om schommelingen op te vangen.
De gedachte was om bij die vaste voet kwaliteit van onderwijs als parameter te gebruiken. De leerrechten zijn er nooit gekomen en de nadruk op onderwijskwaliteit werd op een tamelijk aparte manier ingevuld: in 2012 zijn prestatieafspraken gemaakt over onderwijs en kennisvalorisatie.
Studiesucces en percentage docenten met een basiskwalificatie onderwijs waren, in lijn met het advies van de Onderwijsraad uit 2007, belangrijke elementen in de toetsing van de onderwijsprestaties, ook bij de EUR. Natuurlijk moest er wat gebeuren om de hoge uitval van studenten bij sommige studierichtingen te voorkomen, maar de nadruk leek toch wel heel erg op rendement te liggen.
Meer dan kwantiteit ook in onderzoek
Ook bij de beoordeling van onderzoek ging het vooral om de kwantiteit. Het tellen van publicaties en citaties was de gouden standaard. Dat had ik zelf overigens ook lang zeer hoog in het vaandel. Aandacht voor inhoudelijke vernieuwing en de impact van het onderzoek waren maar beperkt kwantificeerbaar en telden daarom minder mee bij het toedelen van geld en het maken van carrière. Maar toen kwam de trend van science in transition op: er is meer dan kwantiteit als parameter in onderzoek.
Beperkte transparantie
En dan nu het allocatiemodel van de EUR, op basis waarvan we als universiteit de overheidsmiddelen verdelen. De universiteit had een model waarvan de transparantie beperkt was en waar instroomaantallen en rendementen een hoofdrol speelden. Rendementsdenken dus. Dat was voor de Universiteitsraad enkele jaren geleden aanleiding om het College van Bestuur te vragen om herziening.
Zo’n twee jaar later ligt er nu, na een aantal tussenversies, een nieuw model met wat mij betreft nog wel een paar open eindjes. Het zou transparanter moeten zijn. Op zich is het mooi dat er zes verschillende compartimenten worden onderscheiden, zoals het Facultair Allocatie Model, het Direct Purposes Fund voor middelen die buiten het model om naar de faculteiten gaan en de bekostiging van de gedeelde diensten, zoals het University Support Centre. Een paar dingen blijven echter nog wel onduidelijk.
De rekenregels in het model zijn nog niet vrijgegeven, alleen de uitkomsten ervan. Het Facultaire Allocatie Model kent een systeem van vaste voeten en prestatie-parameters. De vaste voet lijkt mede bepaald te worden door studentenaantallen. Vanuit het anti-rendementsdenken gedacht is dat natuurlijk vreemd. Ook is onduidelijk welke zaken allemaal in het Direct Purposes Fund zijn opgenomen. De omvang, kosten en kwaliteit van de ‘basis’ in de Producten en Diensten Catalogus van het University Support Centre zijn nog onduidelijk. Voor die ‘basis’ zou in de nieuwe systematiek geen extra facultaire betaling meer nodig. Ook de sturing van het University Support Centre vanuit het klantperspectief moet nog worden uitgewerkt.
Vreemd
Kortom, er zitten zeker goede dingen in het nieuwe model, maar er moeten ook nog enkele verduidelijkingen komen in het nieuwe voorstel. En een paar jaar na invoering moet een evaluatie plaatsvinden. Het vaststellen van een nieuw model moet ons echter niet ontslaan van blijven nadenken over verdere verbeteringen.
Ik weet niet of het goed zou zijn om in het huidige of volgende verdeelmodel toch nòg een prestatieparameter op te nemen, maar ik doe toch alvast een voorstel: het percentage vrouwelijk hoogleraren.
Rectificatie
Deze column is op vrijdag 23 februari aangepast. In de oorspronkelijke tekst stond de passage ‘en pas in 2017 kwam de Onderwijsraad alsnog met een advies over de kwaliteit van onderwijs en de bekostiging in het hoger onderwijs.’ Dit jaartal is niet correct en de daaruit getrokken conclusie dat een advies van de Onderwijsraad lang op zich heeft laten wachten was daardoor ook onjuist. De Onderwijsraad beantwoordde de minister op een vraag uit juli 2006, eerst in oktober 2006 en uitgebreider in juli 2007 met het advies: ‘Kwaliteit belonen in het Hoger onderwijs?’
In overleg met de schrijver van de column is bij constatering van deze fout, de tekst gecorrigeerd.
De redactie