De eerste maanden van het jaar zijn voorbij. Langzaamaan beginnen de duiven onze balkonnetjes te bevuilen en verschijnen de berichten over kersverse kalfjes op onze Facebook-tijdlijn. Het naderen van de lente doet veel mensen reikhalzend uitkijken naar de zomer. En wat is een zomer zonder festivals?
Festivalbezoekjes zijn een beetje als je verjaardag: de voorpret begint zodra je zelf begint met plannen, maar de realiteit valt altijd tegen. Het festival-equivalent van zo’n teleurstellend verjaardagsfeestje ziet eruit als een dag waarop je al je vrienden kwijtraakt terwijl je telefoon kapot is, waarbij het ook nog eens begint te regenen, waardoor je genoodzaakt bent vijf euro te betalen voor een soort vuilniszak-poncho. Vervolgens zweet je je daarin voor de rest van de dag kapot, terwijl je met een waterig biertje in je hand een optreden van een willekeurige middelmatige artiest aanschouwt in een met plasjes modder bezaaide, halflege tent, terwijl je vrienden uit hun plaat gaan bij een fantastische act. En als je dan ’s nachts eindelijk in je lekkende tent ligt, op het van een ondefinieerbare stank vergeven kampeerterrein, roept drie tenten verderop iemand om de vijf minuten ‘Slayer!’, dus van slapen komt weinig terecht.
Zo’n ervaring kan je van elk sprankje levensvreugde beroven. Maar het kan altijd erger.
Doodmoe, hongerig en uitgedroogd
Juist om eerdergenoemd scenario te voorkomen, besloot ik vorig jaar om maar voor één dag naar Pinkpop te gaan. Immers: hoe veel kan er misgaan op één dag? Mijn strategie leek al meteen vruchteloos, want zodra ik een kaartje had bemachtigd, bleek dat mijn goede vriend en gepland festivalmaatje Bob had bedacht dat hij het hele weekend zou gaan. Ik reisde daarom maar alleen, en ontmoette hem alsnog op het festivalterrein.
Eind goed al goed? Nee. Na het laatste optreden van de dag bewoog ik me vol goede moed naar het station, maar ik raakte onderweg tussen de dronken lui verdwaald en miste mijn trein. Zo belandde ik uren later doodmoe, hongerig en uitgedroogd in een snikhete bus tussen Eindhoven en Rotterdam, tussen de zwetende festivalgangers. Uiteindelijk strompelde ik om half zeven ’s ochtends mijn huis binnen. Dit doe ik nooit meer, zo nam ik mezelf voor.
Nou is er een probleem: er komen dit jaar weer genoeg artiesten op Nederlandse, Duitse en Belgische festivals die ik graag wil zien spelen. Gelukkig ben ik nooit te beroerd om mijn eigen adviezen in de wind te slaan. Ik overweeg dus toch om opnieuw naar een willekeurig festival ver uit de buurt te gaan. En hoe verschrikkelijk dat ook wordt, maakt niet zo veel uit: de paar maanden voorpret zullen er niet minder om zijn.