Rotterdam-Zuid staat niet bekend om zijn veiligheid: een schietpartij is Zuid niet vreemd. Daarbij is het nog ver fietsen ook. Het maakt dat studenten de goedkope huizen liever links laten liggen. Maar ten zuiden van de Nieuwe Maas valt wel degelijk een wereld te ontdekken.
De donkere Loraine (47) zit in het rokersgedeelte van café Schuyer, haar stamkroeg in Feijenoord. De dinsdagmiddag loopt op zijn einde. Ze drinkt bier en zoekt een foto op haar telefoon. Het lukt niet. Ze roept naar een vriend, die een meter verderop zit en uitkijkt op de huisregel: ‘Geen wiet roken… Ook niet rollen dus.’ Naast hem een man met schelpenketting en trainingsbroek, die schreeuwt zodra iemand begint te praten. De vriend vindt de foto. ‘’Kijk’’, zegt Loraine, al 22 jaar behorend tot de ‘harde kern’ van Zuid. ‘‘Mijn zoon. Afgestudeerd in Econometrie. Hij vertrekt volgend jaar naar Wall Street. Woont hier in de buurt, maar werkt hard.’’ Met schaterlach: “Had je niet verwacht hè, van zo’n zwarte vlek? Ach, is humor van Zuid.’’ Voor verdere vragen geeft ze haar telefoonnummer. “Ik ben nu te aangeschoten.’’
Slechte naam
In de volksmond beslaat Zuid al het Rotterdamse grondgebied ten zuiden van de Nieuwe Maas, bestaande uit de stadsdelen Charlois, Feijenoord, Hoogvliet en IJsselmonde. Het staat bekend als onveilig, multicultureel en goedkoop. Vooral de Afrikaanderwijk, waar het letterlijk zoeken is naar Nederlandssprekende bewoners, heeft een slechte naam.
In de wijken Feijenoord en Charlois wonen respectievelijk 73.080 en 65.309 mensen, van wie 8 en 7 procent student is (de gemeente houdt niet bij hoeveel hiervan Erasmusstudenten zijn). In beide wijken – waar de huizen tientallen jaren ouder zijn dan gemiddeld in Rotterdam – is 51 procent autochtoon. Ter vergelijking: in studentenparadijs Kralingen-West is 12 procent student en 67 procent autochtoon.
Op Zuid zijn types als Loraine snel gevonden, maar studenten niet. Die gaan volledig op in het stadse leven en vallen nauwelijks op. Zo nu en dan schiet er eentje de straat over. Een student wordt aangesproken door een junk: ‘’Héé, chef! Vroeger zei men elkaar nog gedag. Nu is het al gauw: houd je kankermuil.’’ De student loopt angstig door.
Tetanusprik

De net afgestudeerde Richard van der Bijl (26) woont in de Polderlaan. Het is er goedkoop wonen: hij betaalt zo’n 230 euro per maand en beschikt naast zijn eigen kamer over een woonkamer van 40 vierkante meter. Maar onveilig is het er ook: een week geleden was hij nog op een veiligheidsbijeenkomst met burgemeester Ahmed Aboutaleb. Aanleiding vormde de vele schietpartijen in de wijk Hillesluis in Feijenoord, door mensen uit Zuid vaak als ‘getto’ bestempeld.
Eng vindt hij dat niet. ‘’Het klinkt stom, maar die gasten hoeven mij toch niet te hebben. Het zijn criminelen onderling.’’ Via-via kwam Richard op Zuid terecht; er blijven deed hij niet alleen vanwege de lage huur. ‘’Ik kom uit een klein dorpje, het contrast is dan groot. Hier gebeurt áltijd iets.’’ Zelf maakte hij één ‘incidentje’ mee toen hij na het stappen werd gebeten door een losgebroken herdershond. “Hij kwam uit een schunnig café gerend en hing ineens aan mijn arm. Heel maf. Het baasje heeft de tetanusprik netjes vergoed.’’
Bedde spryen te koop

Het contrast tussen de wijk van Richard en die van de 26-jarige Samir Azrioual die nog geen 4 kilometer verderop een kamer heeft in de wijk Carnisse, is groot. Daar is de straat leeg, iedereen werkt. Het oogt kil, zakelijk zelfs. Om de hoek staat een oude vrouw dadels te voeren aan de dieren in het hertenkamp. Iets verderop staat een ‘zwartekousenkerk’. Samir: ‘’Ik moet daar altijd wel om lachen, dat blijft een beetje gek op Zuid.’’
Burgerlijk
Voor zijn raam staat een kooi met een vogel erin. Als het dier krijst, zwijgt Samir en nipt hij van zijn koffie. De masterstudent Filosofie voelt zich best burgerlijk, geeft hij toe. ‘’Gebrek aan parkeerplekken is het grootste probleem in deze wijk.’’ Maar verder gebeurt er weinig. Hij woont hier dan ook voor de rust: ‘’Stappen doe ik lekker in het centrum, thuis heb ik niks aan mijn hoofd.’’
De mengelmoes van culturen bevalt hem uitstekend. Hij laat zijn winkelstraat zien: geen Albert Heijn, wel tal van internationale winkels – een Poolse supermarkt en cadeaushop Gulcan, waar ‘bedde spryen te koop’ op het raam staat. Samir shopt hier graag. ‘’Het is aanzienlijk goedkoper en verser dan bij de grote ketens.’’
Hij gaat naar huis met wat bosuitjes en vertelt: ‘’Zuid heeft onder studenten een slechte naam. Dat komt omdat niemand ziet hoe het er écht is.’’ Hij doelt op de rust in zijn eigen ‘arbeiderswijk’, het Zuiderpark waar hij graag studeert, en verpleeghuis Hannie Dekhuijzen, waar studenten kunnen mee-eten om de ouderen van gezelschap te voorzien. Samir schuift daar graag weleens aan.
Een soort vriend
Verscheidenheid dus. Hier, waar de hoofdstad slechts ‘020’ mag heten. Het is te kort door de bocht om Zuid als één grote, onveilige jungle af te doen.
Neem bijvoorbeeld de veertiger die een paar zakjes wiet komt afrekenen bij coffeeshop Colosseum, middenin het ‘getto’. Van zijn wisselgeld laat hij 50 cent achter. ‘’Die heb ik de vorige keer te veel gekregen.’’ Medewerker Martin moet daar wel om lachen. Hij typeert de mensen hier als rauw, met harde humor, maar waar het o zo nuchtere hart – ‘rijke mensen staan hier al snel als opscheppers bekend’ – op de juiste plek zit. ‘’Het is een enclave op zich.’’
'Multiculti'
Cafégast Loraine onderschrijft dit. Aan de telefoon, inmiddels weer nuchter, vertelt ze: ‘’Ons-kent-ons: veel sociale contacten, de winkeliers groeten áltijd. Ik heb van niemand last. Studenten gooien een briefje in de bus wanneer ze feesten. Prima. De wijkagent doet hetzelfde na een schietpartij. We zijn geen types die schrikken van een gebroken nagel. En het is hier multiculti, natuurlijk.’’

Dat laatste merkt Richard ook: tijdens EK’s en WK’s is hij de enige in zijn straat met een Nederlandse vlag voor het raam. En wat baalde hij toen de Aldi enige tijd geleden moest wijken voor ‘weer zo’n Marokkaanse supermarkt’. ‘’Maar nu doe ik daar dagelijks boodschappen. De verse groentemarkt is geweldig, én goedkoop.’’ De taal is soms een probleem: ‘’Dan vraag ik 300 gram vlees aan de slager, maar krijg ik 100, omdat hij me niet verstaat. Ach, daar lach je om. Hij is een soort vriend geworden: als ik ooit naar Marokko ga, wil hij mijn gids zijn. Dat komt doordat mijn huisgenoten en ik de enige blanken zijn die daar over de vloer komen. Vinden ze mooi. Ze zijn heel vriendelijk, weten exact wie wij zijn.’’
Rest één onoverkomelijk probleem: de Coolsingel ligt al gauw op 20 minuten fietsen. Samir: ‘’Vrienden komen net wat minder vaak op de koffie. En dat is jammer, want Zuid heeft zoveel moois te bieden. Als ze het nou maar wisten.’’