- Ruim een kwart van de medewerkers ziet zichzelf als religieus
- Bijna de helft van hen is protestant
- Slechts 11 procent deelt religieuze of levensbeschouwelijke opvattingen met studenten
- 46 procent vindt wetenschap en geloof niet verenigbaar

De Erasmus Universiteit is een seculiere universiteit. Dat neemt niet weg dat ook hier medewerkers met religieuze overtuigingen werken. Hoe groot is die groep, wat geloven zij en hoe uit zich dat in hun werk? Om daar achter te komen, hield EM een enquête. Religie leeft in ieder geval, want binnen drie dagen reageerden 533 medewerkers.
26 procent van de EUR-medewerkers ziet zichzelf als religieus. Onder wetenschappers ligt dat percentage iets hoger: 29 procent, terwijl van het ondersteunend personeel 21 procent religieus is. Agnosticisme komt bij ondersteunend personeel vaker voor dan bij wetenschappelijk personeel: respectievelijk 43 procent en 36 procent.
Religieuze rituelen

Een kwart van de religieuze medewerkers beoefent religieuze rituelen op het werk; een vijfde van hen doet dit dagelijks. De rituelen van deze 25 procent variëren van een maandelijks ‘schietgebedje wanneer iets belangrijks staat te gebeuren’ tot de vijf dagelijkse gebeden van de Islam. “Ik bid vijf keer per dag, zelfs extra als ik voel dat ik een aanmoediging nodig heb om me op mijn werk te concentreren of als ik me verloren voel”, zo omschrijft een islamitische wetenschapper deze rituelen. Bidden is veruit het meest voorkomende ritueel, maar ook luisteren naar muziek en meditatie worden genoemd. Een boeddhistische medewerker doet aan ‘mindfulness-meditatie, vriendelijkheid, een veganistisch dieet en leefstijl, het gedrag en de ethiek van ‘do no harm’, actief luisteren en sociaal engagement’.
Bijna de helft van de religieuze medewerkers is protestant, 19 procent is katholiek en 10 procent moslim. Ruim een op de tien medewerkers die zichzelf als religieus zien, plaatst zijn religieuze opvattingen niet binnen de grote wereldgodsdiensten. Zij geven aan ietsist of spiritueel te zijn, of willen geen naam geven aan hun religieuze opvattingen. “Er is een hogere macht, maar wat precies weet ik niet”, schrijft een van de respondenten. Een ander schrijft: “Niet één religie in het bijzonder; meer de mystieke stromingen vanuit verschillende religies.” Een derde: “Ik geloof dat er meer is tussen hemel en aarde.”
Levensbeschouwing bespreken
Slechts 11 procent van de wetenschappers bespreekt zijn religieuze of levensbeschouwelijke opvattingen weleens met studenten. Alle respondenten kregen ook de stelling voorgelegd of docenten hun religieuze opvattingen mogen delen met studenten. 26 procent is het daarmee eens, terwijl de helft dat niet vindt. Onder atheïstische respondenten is dit 56 procent, terwijl van de religieuze respondenten maar 35 procent deze mening is toegedaan.
“Je religieuze opvattingen zijn als je penis of vagina: hou ze privé”, schrijft een atheïstische econoom. Hij krijgt bijval van een agnostische promovenda: “Ik zie eerder een taak weggelegd voor docenten in het begeleiden van een gesprek over religie dan dat zij daar zelf positie in moeten of kunnen nemen.”
Een andere agnost, die wel met studenten over eigen religieuze en levensbeschouwelijke opvattingen praat, ziet dat anders: “Voor begrijpelijke communicatie is het expliciteren van je wereldbeeld onmisbaar.” Een gelovige wetenschapper vindt daarentegen dat ze haar geloof ‘niet expliciet zou moeten delen met studenten’, maar zet daar wel een kritische noot bij. “Ik heb als student echter meerdere universitair docenten gehad die wél heel expliciet uitkwamen voor hun atheïsme.” Ze vraagt zich daarom af of een universiteit geen omgeving moet bieden die ‘volledig gevrijwaard is van religieuze oordelen en uitingen, dus zowel van pro- als anti-religieuze visies’.
45 procent van de wetenschappers praat wel met collega’s over religieuze of levensbeschouwelijke opvattingen, hoewel niet iedereen zich daar vrij in voelt. “Omdat de RSM een erg atheïstische omgeving is, zie ik het niet als plek om toe te geven dat ik religieuze opvattingen heb”, schrijft een protestantse promovendus.
Wetenschap en geloof
Alle respondenten kregen de vraag voorgelegd of ze wetenschap en geloof verenigbaar vinden. 46 procent vindt van niet, 32 procent van wel. Van de religieuze respondenten vindt bijna driekwart dat de twee samengaan; onder agnosten en atheïsten is dit slechts 22 en 15 procent.
“Religie hoort niet op een universiteit thuis. In feite een contradictio in terminis”, vindt een atheïstische hoogleraar. Een agnostische deelnemer onderschrijft dit: “Sterke overtuiging, over religie of enig ander onderwerp, is een ongewilde eigenschap voor universiteitsmedewerkers; constant onderzoek is de eigenschap die wetenschap en de wereld verbetert.” Een katholieke wetenschapper is het daar niet mee eens: “Wetenschap gaat over het verklaren van gebeurtenissen uit motieven en oorzaken, geloof over het uiteindelijke doel ervan. Ze spreken elkaar niet tegen omdat ze over twee verschillende aspecten van de werkelijkheid gaan.”
Religieuze invloed
Een meerderheid van 61 procent vindt dat religieuze opvattingen geen invloed mogen hebben op het werk van een wetenschapper. Ondersteunend personeel is hierin iets strenger dan wetenschappers: 67 procent tegenover 56 procent. Van de atheïstische respondenten deelt driekwart deze mening; onder agnosten is dit 68 procent en onder religieuze respondenten 31 procent. 41 procent van de mensen die zich religieus noemen, vindt dat religieuze opvattingen juist wél invloed mogen hebben op het werk van wetenschappers.
Een moslim in de enquête omschrijft dit als volgt: “Religieus zijn heeft me bewuster gemaakt van ons dagelijks leven. Het kan als contemplatiefase onderdeel zijn van je leven, waardoor ik reflecteer op bevindingen in mijn onderzoek of op goede en minder goede dingen die ik heb gedaan.” Een protestant twijfelt over de vraag of religie invloed mag hebben op wetenschappelijk werk: “Als religie een ‘zeker weten’ is (en dat is het helaas voor veel mensen), dan ben ik het er mee oneens. Als religie een ‘zoeken en verwondering’ is, dan is dat prima.”
Veel respondenten maken een voorbehoud. Ze zeggen bijvoorbeeld dat religieuze opvattingen geen invloed mogen hebben, maar wel als inspiratiebron of studieobject mogen dienen, of vinden dat wetenschappers juist open moeten zijn over hun religieuze opvattingen of levensbeschouwelijke overtuiging. “Wetenschap is niet waardevrij”, schrijft een atheïstische jurist. “Natuurlijk werkt iemands overtuiging mee, alleen al bij welke vraag onderzocht moet worden. Het is wel belangrijk dat overtuigingen en aannames geëxpliciteerd worden en dat ze onderwerp mogen zijn van discussie.”
EM zoekt een motto en jij mag ’t bedenken!
Ieder zichzelf respecterende organisatie vindt zichzelf elke paar jaar weer opnieuw uit.…