“Ik ga vissticks frituren en een paar afleveringen Mad Men kijken”, zei ik, nadat een moeder van een vriend aan me vroeg wat ik hierna ging doen. Ik was op een middelbareschoolreünie en ik liep allemaal oude bekenden tegen het lijf van wie het nog maar de vraag was of ik ze in dit stadium van mijn leven nog tegen wilde komen.

Toen ik nog jong was, dacht ik dat een reünie een groots evenement zou zijn, waarbij de drank rijkelijk vloeide, oud-klasgenoten seks hadden tussen de muziekinstrumenten en waar aan het eind iedereen al dansend het gebouw verliet om met zijn allen één grote muzikale wereldreis te maken. Tegenwoordig weet ik dat dit soort avonden niet veel meer zijn dan een saaie sociale verplichting waarbij je je lol haalt uit het feit dat Erik nu een baard heeft, terwijl hij een paar jaar geleden nog zo’n schattig glad gezichtje had.

Ze zei: “Nee, ik bedoel, wat wil je hierna doen als in, wat wil je worden?” Het is de nummer één vraag waarvan ik iedere keer weer hoop dat niemand die aan mij stelt. Het probleem is dat ik nooit weet wat ik moet antwoorden. Vroeger had ik gezegd ‘apenkapper in de jungle’ of ‘Anna Pavlova’, en als ik dan vervolgens een dansje deed, vond iedereen dat heel aandoenlijk en leuk. Maar tegenwoordig kom ik er niet zo makkelijk meer mee weg. Niet alleen omdat ik niet kan dansen, maar ook omdat er nu meer van me wordt verwacht. Ik kan niet meer zomaar een beroep verzinnen, en ik kan ook niet iemand anders zijn; het gaat erom wie en wat ik over een paar jaar voor altijd wil zijn. Iets waar ik mijn hele leven over zou moeten hebben gedroomd, een doel dat ik moet bereiken, een identiteit die ik moet hebben.

Zo is Pablo, die heel zijn leven al klassiek piano speelt, toch ‘chirurg geworden’. Alsof Pablo nu geen piano meer speelt, alsof Pablo nu Pablo niet meer is, maar slechts chirurg. En ik heb de grootste moeite om te verzinnen voor welk beroep ik mijn hele zijn zou willen inleveren. Want ik hou van reizen naar vreemde oorden, van rapnummers playbacken voor de spiegel, van ’s nachts koekjes bakken en alleen vechtsporten beoefenen in de huiskamer en ik hou van Don Draper (o, wat hou ik van hem).

Ik kijk naar Henk die muziekleraar is geworden op een muziekschool in Hendrik-Ido-Ambacht, ik zie juffrouw Bridget, die nog steeds juffrouw is. En ik kijk naar Pablo, Pablo de chirurg die misschien wel geen piano meer speelt. De tijd dringt en ik moet een keuze maken. Ik kijk terug naar de moeder van een vriend die me nog steeds met opgetrokken wenkbrauwen zo verwachtingsvol aan staart, en kan niets anders bedenken dan: “Wat ik hierna ga doen? Ik ga vissticks frituren en een paar afleveringen Mad Men kijken. En wat er daarna komt, dat zie ik nog wel.”