In januari 2016 werden de onderzoeksresultaten uit het N=N-rapport van het onderzoeksinstituut Risbo in de commissie ERS (Education, Research and Student Affairs) van de Universiteitsraad besproken. Uit het rapport – uit juli 2015 – konden een paar positieve dingen voor de Erasmus Universiteit worden opgevist.

Ja, het aantal studenten dat de propedeuse in één jaar had gehaald was flink gestegen. Niet alleen in het eerste jaar dat de maatregel bij ESE, ESL, ESHCC, iBMG en RSM werd ingevoerd (in 2012) maar ook in het jaar erop. En nee, de instroomcijfers van eerstejaarsstudenten waren niet gedaald na de invoering van N-N; ze waren zelfs wat gestegen.

De grote vraag die aan de basis lag van het rapport was echter wat de langetermijneffecten zijn van de invoering van de N=N-maatregel. Oftewel: studeren studenten ook sneller af als zij in hun eerste jaar hebben moeten leren dat het belangrijk is om alles in één keer te halen?

“Mogelijk komt dat omdat studenten in het tweede jaar meer tijd gaan besteden aan andere activiteiten, zoals extracurriculaire activiteiten”

Gerard Baars

Het antwoord daarop is wisselend. Bij de opleidingen Economie en Bedrijfseconomie, Fiscale Economie, de internationale bachelor Economics and Business Economics, Geschiedenis en de rechtenopleidingen haalden studenten meer studiepunten na twee jaar studeren ná de invoering van N=N dan daarvoor. Bij de andere opleidingen is dat niet het geval. “Mogelijk komt dat omdat studenten in het tweede jaar meer tijd gaan besteden aan andere activiteiten, zoals extracurriculaire activiteiten”, aldus Gerard Baars, directeur van Risbo en één van de auteurs van het rapport. Een andere mogelijke verklaring is de zagenaamde post-BSA-dip: studenten laten wellicht in het tweede studiejaar de teugels iets vieren na de hoge eisen die in het eerste jaar werden gesteld. Zonder de wetenschap dat je wellicht niet verder kan studeren, is de nood van alles in één keer halen wellicht niet zo groot. Belangrijk te vermelden dat deze mogelijke verklaringen slecht hypotheses zijn en nog niet onderbouwd zijn met empirie.”

Compenseren

Als ‘goedmakertje’ voor de invoering van de BSA-norm van 60 ECTS in het eerste jaar en de beperking van het aantal herkansingen, voerde de Erasmus Universiteit de compensatieregeling in. Die behelst dat studenten een of meer onvoldoendes voortaan mogen compenseren met hogere cijfers op andere vakken. De propedeuse halen is hierdoor – naast de gestelde hogere eisen – nog steeds goed haalbaar, mits studenten met voldoende inzet studeren. Er kwam vervolgens kritiek op de compensatiemogelijkheid vanuit onder andere de Universiteitsraad en de Landelijke Studentenvakbond. Die vreesden dat de kwaliteit zou dalen. Die angst lijkt echter geen werkelijkheid geworden, althans als je kijkt naar de eerste resultaten van het Risbo-onderzoek. Bij de meeste opleidingen compenseert meer dan de helft van de studenten geen enkele vijf in het eerste studiejaar.

“Het is niet aannemlijk dat er een grote groep studenten is die heel veel vijven in het eerste jaar compenseert.”

Gerard Baars

Voor alle opleidingen geldt dat maar een klein gedeelte van de studenten meer dan twee vijven in het eerste jaar compenseert met hogere cijfers op andere vakken. Niet heel verbazingwekkend, vindt Gerard Baars. “Het is niet aannemlijk dat er een grote groep studenten is die heel veel vijven in het eerste jaar compenseert. Dit betekent namelijk dat ze op een flink aantal andere vakken een zeven of hoger moeten halen. In theorie zou dat natuurlijk wel mogelijk zijn, maar in de praktijk zie je het amper gebeuren.”

Het Risbo raadt onbeperkt onvoldoendes compenseren echter af. In het onderzoek werden studenten die in het eerste jaar alleen maar voldoendes haalden namelijk vergeleken met studenten die één, twee of meer onvoldoendes compenseerden. Wat blijkt? Studenten die onvoldoendes compenseren halen negen van de veertien onderzochte opleidingen minder studiepunten na twee jaar studeren dan hun studiegenoten die in het eerste jaar alleen maar voldoendes haalden.

Toch hebben de studenten die in het eerste jaar onvoldoendes hebben gecompenseerd over het algemeen een heel acceptabel aantal studiepunten behaald na twee jaar studeren. “Op basis van de nu beschikbare gegevens over de doorwerking van de compensatieregeling zou wel kunnen worden overwogen om het maximaal aantal te compenseren onvoldoendes in het eerste studiejaar voor alle opleidingen op twee te stellen. Dit vanwege het feit dat de groep die drie of meer vijven compenseert klein is en dat deze groep de slechtste studievoortgang na twee jaar studeren laat zien”, aldus Gerard Baars.

Onderlinge verschillen

Harde conclusies kan en wil Risbo over het succes van de N=N-maatregel niet trekken. Dat is ook moeilijk met de cijfers die tot nu toe beschikbaar zijn. Het is bijvoorbeeld nog niet duidelijk welk effect de invoering van N=N heeft op het percentage studenten dat de bacheloropleiding binnen de nominale duur (dus drie jaar, plus maximaal één extra jaar) afrondt. Het is nog even wachten op deze gegevens.

Ook is het moeilijk vergelijken tussen de periode voor en na de invoering van N=N als er in de tussentijd zoveel is veranderd en er daarnaast ook nog onderlinge verschillen zijn tussen faculteiten in de vormgeving van de regeling. In 2012 ging de juridische faculteit bijvoorbeeld over op een geheel ander studiemethode. In plaats van werk- en hoorcolleges, voerde de faculteit probleemgestuurd onderwijs in.

En dan is er nog het verschil in de uitwerking van regeling N=N. Zo mag je bij de Erasmus School of Economics bijvoorbeeld maximaal drie vijven compenseren en maximaal drie herkansingen per jaar doen (mits je wel het eerste tentamen hebt gemaakt en bij 70 procent van de practica aanwezig was), bij de faculteit Erasmus School of History, Culture and Communication kun je twee vijven compenseren met minimaal een zeven en mogen studenten maximaal drie schriftelijke tentamens herkansen. De juristen mogen dan weer onbeperkt compenseren, zolang ze maar gemiddeld een zes staan en mogen maar twee tentamen herkansen. Dan is er nog de faculteit Instituut Beleid & Management Gezondheidszorg. Daar mogen studenten per cluster één vak compenseren (minimaal 4,5), met twee herkansingen per cluster. Tot slot mogen de studenten van de Rotterdam School of Management maximaal een vijf compenseren met twee zevens, of een acht en hoger en zijn er maximaal vier herkansingsmogelijkheden.

Harde knip

Ook bij andere universiteiten halen studenten steeds sneller hun bachelor

VSNU

Als N=N de belangrijkste reden zou zijn van de studierendementsverhoging, dan moeten de resultaten verschillen met andere universiteiten waar N=N niet is ingevoerd. Dat is echter niet het geval. Ook daar halen studenten eerder dan voorheen hun bachelor, zo meldde de Vereniging van Nederlandse universiteiten (VSNU) afgelopen jaar. De stijging in studierendement lag volgens de VSNU vooral aan de invoering van de ‘harde knip’, de maatregel die voorkomt dat studenten aan een master beginnen voordat ze hun bachelor afronden. Ook de invoering van deze maatregel is meegenomen in het onderzoek. De ‘harde knip’ mag de voornaamste reden zijn, ook de invoering van het bindend studieadvies bij de andere universiteiten heeft zo zijn invloed op de motivatie van studenten. Bij het bindend studieadvies moeten studenten een bepaald aantal studiepunten behalen in het eerste jaar. Hoeveel studiepunten dat zijn, varieert per universiteit. Zo moeten studenten van Maastricht University minimaal 42 studiepunten halen tegen bijvoorbeeld de studenten van de TU Delft 45. En als studenten al niet bang zijn weggestuurd te worden, dan werken ze wel harder door de financiële consequentie die langstuderen met zich meebrengt sinds de invoering van het leenstelsel.

Blijvertje

Alle voors en tegens tegen elkaar afwegend, lijkt het iets te makkelijk om alle positieve effecten op het conto van N=N te schrijven. En om vervolgens dan maar de N=N-maatregel (of in ieder geval een BSA) voor álle jaren in te voeren. Momenteel experimenteert de Universiteit van Leiden hiermee. Een meerderheid van de Tweede Kamer heeft echter al gezegd hier niet voor te zijn. Studenten kunnen wat dat betreft dus opgelucht ademhalen, maar één ding is duidelijk: N=N is een blijvertje.

Het Risbo is een onafhankelijk instituut dat zich bezig houdt met onderwijsvraagstukken, maatschappelijke vraagstukken en innovaties in het publieke domein. Het instituut is verbonden aan de Faculteit der Sociale Wetenschappen van de Erasmus Universiteit Rotterdam.