We moeten het model van Bildung als benadering van De Universiteit beschermen voor de twijfelachtige aspecten van een meer economische benadering van wetenschap. Dat is de belangrijkste boodschap die gastspreker Beatrice de Graaf de aanwezigen maandagmiddag voorhield bij de Opening van het Academisch Jaar.

De Graaf, historica en covoorzitter van de Nationale Wetenschapsagenda, zet in haar lezing twee mogelijke verhalen over De Universiteit uiteen. Enerzijds is er een utilitaristische benadering, waarbij de wetenschap afgerekend wordt op ‘maatschappelijk nut’. “De wetenschap en wetenschappers zijn hier om winst te maken, om het BBP te verhogen. Of, in een welwillendere versie van hetzelfde verhaal, er wordt van ze verwacht om de grote problemen waar de mensheid mee kampt op te lossen.”

Bildungsideaal onder druk

Anderzijds kunnen we De Universiteit zien binnen het Humboldtiaanse ideaal van Bildung. “In dit verhaal is de universiteit een plek waar normen, waarden, ethiek en idealen worden ontwikkeld, gecultiveerd en bediscussieerd tussen studenten en docenten.” Het is een verhaal waar minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap graag naar verwijst.

Maar het is ook een verhaal dat steeds meer onder druk komt te staan, zegt De Graaf. “Utilitarisme in haar rauwe economistische vorm wordt steeds meer het dominante discours, zowel in de samenleving als in de academie. Wetenschappers en universiteiten worden gedwongen tot de lopende band, om vooraf bepaalde eieren te leggen.” Beide modellen zijn waardevol, denkt De Graaf, en dienen beschermd te worden om de diversiteit van de academische gemeenschap te behouden.

De balans herstellen

We moeten de balans tussen de twee benaderingen herstellen, betoogt De Graaf. En daar is allereerst autonomie voor nodig. “Het academische leven kan niet van bovenaf geregeld worden. Wetenschappers gaan niet ordelijk in de rij staan – niet in het echte leven en niet in de geschiedenis. Wetenschap is nooit netjes, verenigd of simpel.” Met meer vrijheid voor wetenschappers zijn we er nog niet.

De Graaf eindigt haar lezing met een aantal concrete aanbevelingen. Zo is er volgens haar meer geld nodig. Om jong talent te stimuleren, om diversiteit en verrassing te stimuleren zonder voorsortering, om te voorkomen dat de aanvraag van een onderzoekssubsidie nog meer een loterij wordt. Ze pleit voor meer plekken voor promovendi buiten grootschalige Europese- of NWO-programma’s, en erkenning voor zowel onderzoekers als docenten, mediakanonnen en ondersteunend personeel.

En ja, ook politici, managers en captains of industry verdienen een plekje aan de universiteit, ‘voor bijvoorbeeld een bijdrage aan lezingen, of een onderzoeksstage bij een onderzoeksgroep of laboratorium – zodat we ze de waarde van het Bildungsmodel van binnenuit kunnen laten zien’.