OPINIE – In een tijd dat de euroscepsis hoogtij viert, zijn er op 22 mei weer Europese verkiezingen. En het loopt sowieso doorgaans niet echt storm als er gestemd moet worden voor het Europees Parlement. Volgens universitair hoofddocent Europees recht en PvdA-kandidaat Flora Goudappel moet u morgen juist wel naar de stembus.
In tegenstelling tot Chris Aalberts ben ik van mening dat stemmen voor het Europees Parlement wel degelijk zinvol is. Daarvoor baseer ik me als universitair hoofddocent Europees recht op de rechten en bevoegdheden van het Europees Parlement. Als kandidaat voor het Europees Parlement voor de PvdA (nr. 6) baseer ik me niet alleen op ons verkiezingsprogramma, maar ook op gesprekken die ik met mensen op straat heb over de Europese verkiezingen. Ik heb me niet kandidaat gesteld omdat ik graag grote bekendheid als politica zou willen verkrijgen, maar omdat ik ervan overtuigd ben dat de Europese Unie voor ons belangrijk is en me daarbij kan vinden in de benadering van de PvdA.
Het Europees Parlement is een bijzonder parlement: na de verkiezingen worden er geen coalities gesmeed en een regering gevormd. Maar wel wordt er over heel veel wetgeving gestemd. Daarvoor is het belangrijk hoe het Europees Parlement eruitziet, dus of er een linkse of een rechtse meerderheid is. Een linkse meerderheid betekent dat een partij als de PvdA veel punten uit zijn Europese en ook nationale verkiezingsprogramma kan verwezenlijken. Alle Europese wetgeving wordt uiteindelijk immers onderdeel van het Nederlandse rechtssysteem. Dus de stem van elke burger is niet alleen van groot belang voor Europa maar zeker ook voor Nederland. Voor mij persoonlijk betekent dit dat mijn collega’s en ik nadrukkelijk Nederlandse politici in Europa zullen zijn. Dat betekent onder andere veel tijd in Nederland doorbrengen en blijven praten met kiezers in plaats van enkel met Europese lobbyisten.
Ik ben het met Chris Aalberts eens dat het Europese systeem nog niet ideaal is; veel kiezers voelen zich niet vertegenwoordigd of hebben geen zicht op wat het Europees Parlement doet. Daar moet nog meer aan gedaan worden. Toen er in 1979 voor het eerst rechtstreekse verkiezingen voor het Europees Parlement waren, had het Europees Parlement slechts een adviesfunctie binnen het wetgevingsproces. Het was een praatclub met weinig directe invloed. Dertig jaar later, in 2009, werd het Verdrag van Lissabon aangenomen. Na meerdere tussenstops had het Europees Parlement het na slechts dertig jaar voor elkaar om in bijna alle gevallen te moeten instemmen met het aannemen van Europese wetgeving. Een strijd die moet worden voortgezet. De voortzetting is vooral nodig omdat de onderwerpen waar het de komende jaren om zal draaien ons allemaal raken in ons dagelijks leven. De gevolgen van de bankencrisis zullen we merken, maar vooral ook de maatregelen die genomen zullen moeten worden in de strijd tegen de werkloosheid. Dat vereist een nauwe samenwerking tussen de lokale, nationale en Europese politiek.
Europees belang is daarbij Nederlands belang en vice versa. Als het met de Europese economie goed gaat, gaat het ook goed met de Nederlandse economie. Onze afzetmarkt is voor een groot deel de Europese Unie. De Rotterdamse haven is de toegangspoort naar Europa voor het overgrote deel van de goederen die van buiten Europa komen. Een goede economie betekent meer werkgelegenheid en betere banen. Ook de verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt door arbeiders uit Midden- en Oost-Europa, en nu ook Zuid-Europa, zal verminderen als de economie in heel Europa aantrekt. Veel van deze mensen hebben dan geen reden meer om op zoek te gaan naar werk in andere landen.
Al met al genoeg redenen om ervoor te zorgen dat ook in het Europees Parlement de verhoudingen ervoor zorgen dat dit soort maatregelen genomen kunnen worden. Daarbij wordt er politiek nauw samengewerkt op nationaal (en ook op lokaal) niveau. Bijna alle Europarlementariërs zijn lid van een partij die ook op nationaal niveau is vertegenwoordigd. Zij treden dan ook op namens die partij en daarbij ook binnen het kader van de Europese zusterpartijen met wie niet voor niets een samenwerking is aangegaan.
Inhoudelijk baseert een Europarlementariër zich op het eigen verkiezingsprogramma, op de samenwerking met de partijgenoten in het nationale parlement, de contacten met kiezers en op de van tevoren gemaakte afspraken binnen de Europese fractie. Een breed inhoudelijk draagvlak, ook nog vaak vormgegeven in een beginselverklaring van de partij. De meeste Europarlementariërs doen dit grotendeels in anonimiteit. Dat is geen probleem, ook bijvoorbeeld in de Tweede Kamer is slechts een deel van de parlementariërs bekend bij de meeste kiezers. Mij gaat het erom dat ik, op basis van ons programma en onze beginselen, een bijdrage kan leveren in het Europees Parlement waar zowel de Europese Unie als Nederland beter van wordt. Daarvoor hoef ik niet een grote bekendheid te krijgen, maar zal ik zichtbaar zijn als er voor ons belangrijke standpunten worden ingenomen. Door continu in gesprek te blijven met partijgenoten op lokaal en nationaal niveau en met kiezers op straat, blijf ik onze kiezers vertegenwoordigen met de standpunten die bij de PvdA passen. Ik kan niet voor andere partijen spreken, maar de andere PvdA-kandidaten hebben eenzelfde benadering. Ik kan op basis van al deze argumenten niet anders dan concluderen dat stemmen voor het Europees Parlement wel degelijk zinvol is.
Flora Goudappel bekleedt de Jean Monnet Chair EU Trade Law in the Overseas Territories bij de Erasmus School of Law, en staat op de zesde plaats van de PvdA-kandidatenlijst voor de Europese verkiezingen.
Lees ook het stuk van docent Politieke communicatie Chris Aalberts, die een stembusgang geheel zinloos vindt.