Tevredenst

‘Te is nooit goed’, leerde ik op de basisschool, ‘behalve tevreden’. Te flauw voor woorden, vond ik die uitspraak toen al, dus ik hield mijn mond. Het kwam van een oude onderwijzer die zo onwrikbaar conservatief was, dat hij waarschijnlijk nu nog vol overtuiging op dezelfde plek, op dezelfde toon, dezelfde tegelwijsheden staat te prevelen.

Het College van Bestuur vroeg zich af in welke mate het personeel graag werkt bij de EUR en waar eventueel nog slagen te maken zouden zijn op het stuk van personeelsvriendelijkheid.

En wat bleek? Van alle faculteiten waren de personeelsleden van de Faculteit Wijsbegeerte het tevredenst. En niet zomaar een beetje: met kop en schouder tevredener dan de faculteit met de zilveren medaille!

Je houdt het niet voor mogelijk, maar de vrouwen en mannen die zich beroepshalve het droeve lot aantrekken van mens en samenleving, die voortdurend al te essentiële en/of al te existentiële vragen stellen die ze toch nooit bevredigend kunnen beantwoorden, die bovendien met ergerlijke regelmaat naar hun kop geslingerd krijgen dat hun wetenschappelijk beschrijf te weinig nut zou hebben, die zouden dus elke ochtend fluitend de vijfde verdieping van het H-gebouw binnenlopen en qua arbeidsverhoudingen gelukkiger zijn dan de gemiddelde collega economie of rechten.

In de vorige EM zei iemand dat het er wellicht mee te maken heeft dat de Faculteit Wijsbegeerte ‘relatief klein’ is en dat dat bevorderlijk is voor de ‘saamhorigheid’. Interessante hypothese, waar het College van Bestuur zeker iets mee kan. Kleinschaligheid zou dus niet alleen aantoonbaar de onderwijskwaliteit verhogen en de studieresultaten en -rendementen van de studenten verbeteren, maar ook bevorderlijk zijn voor de arbeidsvreugde van de personeelsleden.

Toch blijft het vreemd om de termen ‘saamhorigheid’ en ‘filosofen’ samen in een welgevormde zin te zien. Saamhorige filosofen? Is dat misschien de nieuwe vierkantige cirkel? Filosofen zijn het nooit met elkaar eens! Ze zijn het soms niet eens met zichzelf eens! Ze denken en discussiëren onvermoeibaar op het scherpst van de rede.

In het beste geval kunnen filosofen elkaar wel tolereren. En misschien zit hem daar nou net de kneep. Dankzij de goede zorgen van het bureau en het beleid van decaan, directeur en leerstoelhouders slaagt de kleinste faculteit er toch in voldoende ruimte te geven aan een waaier van grote filosofische ego’s. ‘Verschil moet er zijn’, zegt men dan. En in de tevrendste faculteit kan die er ook echt zijn. ‘Verschil moet er zijn, maar tegelwijsheden niet.’

Tim de Mey is docent Theoretische Filosofie en zit namens de Faculteit Wijsbegeerte in de Universiteitsraad