Verhelderen?
8 mei ’09
Links: Lucifer door Gustave Doré
Van een heel goede filosofiedocent leerde ik ‘ns dat de academische wijsbegeerte niets te maken heeft met ‘de zin van het leven’. Zoals elke andere wetenschap moet de filosofie de wereld verhelderen. Maar doet de Rotterdamse filosofie dat eigenlijk wel?
Iets preciezer zei deze filosofieprofessor: “Filosofie is het verhelderen van concepten.” Ik vond dat toen een wat karige, bijna nihilistische definitie van de filosofie. Het kritisch verhelderen van onze ideeën, theorieën en visies is onontbeerlijk, maar is dat niet louter de eerste stap? Kan de filosoof, als een geestelijk ingenieur, niet bouwen aan andere, nieuwe concepten die de wereld verbeteren?
Maar de afgelopen week werd me duidelijk dat het verhelderen en het begrijpelijk maken van concepten al moeilijk genoeg is. Het is misschien zelfs nog erger gesteld. Ik heb zelfs het idee dat er hier aan de Rotterdamse universiteit wat filosofen rondlopen die juist het tegenovergestelde proberen te doen: de wereld verduisteren.
Voorbeeldje. De rechtsfilosoof Wibren van der Burg hield kort geleden zijn redevoering, getiteld ‘het ideaal van de neutrale staat’. Om een antwoord te geven op de vraag of Wilders de Koran fascistisch mag noemen, kwam hij met het concept ‘neutraliteit’ op de proppen. Die neutraliteit kent drie vormen: exclusieve, inclusieve en compenserende neutraliteit.
Om maar te zeggen dat het begrip neutraal kan inhouden dat de inwoners van een staat een bepaalde neutraliteit exclusief wordt opgelegd (niemand mag religie beleven in publieke sfeer) maar dat neutraliteit in zijn ‘inclusieve’ vorm kan betekenen: iedereen mag religie beleven in de publieke sfeer op de eigen manier.
Maar wat ik mij gewoon afvraag: waarom zo een moeilijk en bovendien problematische term op iets plakken wat eigenlijk al heel simpel is uit te leggen in alledaags idioom. Want het verplicht je vervolgens ook om vraagtekens te zetten bij het begrip ‘neutraliteit’. Dan blijkt dat begrip al snel zelf zeer problematisch (neutraliteit bestaat net zo min als objectiviteit), en zo zit je weer met niets meer dan een verduisterende, vage term.
Ik lees ook nog steeds in het boek Radical Reform van Tariq Ramadan. Op zo ongeveer elke bladzijde lees ik hoe moeilijk het wel niet moet zijn om de islam te begrijpen en te bestuderen. Het debat moet dus ‘deep’ en ‘holistic’ zijn volgens de professor. Maar een voorstel van hoe dit debat dan gevoerd moet worden heb ik na 229 pagina’s nog steeds niet ontdekt.
Trouwens, de wetenschap moet niet praten over ‘moeten’. Dat is ethiek. De wetenschap doet misschien een uitspraak over ‘wat mogelijk is’ maar liever nog gewoon streng hoe de wereld ‘in elkaar zit’. En daarmee basta.
Ramadan schrijft niettemin gewoon dat de moskee in bepaalde landen veel meer ruimte moet geven aan vrouwen, want dat is beter dan vrouwen thuis te laten bidden. En bijvoorbeeld dat kunst ook weer een beetje positief moet zijn, met islamitische waarden erin, in plaats van die Westerse kunst vol doemgedachten. Maar dit heeft niets met het verhelderen van concepten te maken. Dit is vanuit wetenschappelijk oogpunt ethisch gezever en bovendien een ontstellend bejaard kunsthistorisch standpunt.
PS: Verhelderen van concepten is het tegenover elkaar zetten van begrippen, het uitpluizen van hun inhoud, de problematische aspecten aanwijzen en laten zien waar de snijpunten liggen van de verschillende ideeën, visies en denkgewoonten: waar sluit het ene het andere uit en waar vinden ideeën elkaar?

Grote bek
28 mei ’09
Een treffen voor het L-gebouw. Een viertal jongemannen wordt gevraagd om hun mening over de Europese politiek. “Zakenmannen hebben geen mening over politiek.”
Het is afgelopen mei veertig jaar geleden dat de studenten revolteerden tegen de ondemocratische universiteitsbesturen, van archaïsche professoren die elkaar de bal toespeelden.
De studenten in Tilburg, Nijmegen en Amsterdam eisten in die jaren glasnost en perestrojka op de universiteit. In veel universiteitsbladen kwam, anno nu, de vraag terug: wat is er op de universiteit en bij onze jeugd nog over van dat idealistische verlangen naar een rechtvaardigere wereld?
De denkers in den lande zijn cynisch gesteld. Een essayist als Cyrille Offermans zag in ’68-’69 een allerlaatst restje creatieve opstandigheid, dat al snel werd opgeslokt door een nieuw-zakelijke houding van hebberig neoliberalisme.
De filosoof René Boomkens tegenover universitair verslaggever Frans Godfroy: “Ik zie een enorm conformisme.” De historicus James Kennedey tegenover dezelfde verslaggever: de universiteit van tegenwoordig is zelfs ‘uiterst niet-democratisch.’
En hoe is het gesteld met de tegendraadsheid van de Rotterdamse studenten? Zojuist loop ik de Mensa uit en door de draaideur van het L-gebouw. Daar staat een jongeman die de studenten vraagt naar hun mening over de Europese politiek. Een stuk of vier studenten – allemaal man, blank, iets te lang haar, strak in het pak- paraderen naast me. Ze horen het: “Mag ik jullie iets vragen over de Europese politiek?”
De eerste student van de groep: “Geen commentaar!” De tweede: “Zakenmannen hebben geen mening over politiek.” De derde, al even brallerig: “Wij hebben daar een lobby voor.”
Hoe ingebakken in het systeem kan je al zijn op die leeftijd! Indachtig zoals Harry Mulisch eens gezegd heeft over het gebruik van ironie door Gerard Reve: “De corpsstudent speelt net zo lang de man met de grote bek, tot hij het is.”
Nu vind ik een grote bek op zich niet slecht. Alle groten, van zakenmensen tot popmuzikanten, van politici tot schrijvers, inclusief Mulisch, hebben wel iets van een grote bek gehad. Maar wel een bek die vitalistisch, humoristisch en origineel was, die ingesleten standpunten omver wierp en concepten articuleerde voor een betere, gedroomde toekomst.
Maar de bek die deze studenten opzetten, is niet studentikoos. Het is een stem van de oude, gecorrumpeerde machthebbers. “Geen commentaar.”
Het is de bralstem die, à la Berlusconi, Bush en Poetin, oud corporatisme predikt. Een stem die behoort tot een oudbakken politiek van onhoudbaar kapitalisme, vergezeld van een gevaarlijk politiek-maatschappelijk nihilisme, met een modern Armani-pakje eromheen dat die cynische leegheid moet verhullen.
