Terwijl virologen de wereldwijde ontwikkelingen rondom de uitbraken van mpox en vogelgriep nauwlettend volgen, besluit zorgminister Agema (PVV) om fors te snijden in het budget van de Nederlandse infectieziektebestrijding. De structurele bezuinigingen, oplopend tot 300 miljoen euro, betekenen waarschijnlijk het einde van de Landelijke Functionaliteit Infectieziektebestrijding (LIV), een crisisorganisatie die juist werd opgebouwd om in de toekomst snel te kunnen reageren op een virusuitbraak. Ook wetenschappelijk onderzoek krijgt een ferme knauw.
Hoe kijkt u naar de aangekondigde bezuinigingen?
“Iedereen die zich bezighoudt met infectieziektebestrijding maakt zich ernstige zorgen. Als hiermee de investeringen in pandemische paraatheid die in gang zijn gezet weer verdwijnen, zijn we waar we in 2020 waren: onvoldoende voorbereid. Naast die 300 miljoen zijn er ook nog de enorme bezuinigingen op onderwijs en wetenschap.”
300 miljoen euro is natuurlijk ook wel veel geld. Daarmee kun je op andere beleidsterreinen een hoop nuttige dingen doen.
“Dat is heel erg kortetermijndenken. Het gaat erom waar je de stip op de horizon zet. We hebben één mega overstroming gehad met 1500 doden, de Watersnoodramp van 1953. Sindsdien zijn we een dijkbewakingsland en investeren we elk jaar één miljard euro hierin. Er is een hele onderzoekssector ontstaan; daar wordt nu nog steeds nieuwe kennis gegenereerd. Dat is wat je voor preventie van infectieziekte-uitbraken ook nodig hebt. Met het geld dat je uitspaart als je één pandemie voorkomt, kun je héél lang héél veel investeren.”
Had u verwacht dat we meer zouden leren van corona?
“Ik ben wellicht wat naïef geweest. Al vrij snel na 2020 hoopte ik dat we het gesprek konden hebben over het antropoceen (het huidige tijdperk waarin de mens dominant is, red.). De kans op virusuitbraken neemt toe door onze impact op alles om ons heen: ontbossing, reizen, internationale handel, klimaatverandering, veehouderijen, enzovoorts. Ik dacht: na de pandemie heeft iedereen in de gaten hoe erg het mis kan gaan. En dan hadden we nog relatief mazzel, want het had ook een ernstigere infectie kunnen zijn, zoals ebola. Maar helaas zitten we nog steeds op een niet duurzame koers en dat zorgt voor risico’s.”
“Natuurlijk gebeuren er ook goede dingen. Er is bijvoorbeeld meer aandacht voor pandemic preparedness. Denk aan het pandemieverdrag van de WHO (dat een wereldwijd gecoördineerde reactie op uitbraken moet regelen, red.). Tegelijkertijd gaat dat heel erg over de responskant: hoe pikken we het snel op als een infectie de wereld over raast? Maar voor de beginperiode, als mensen ziek worden en hoe je dat kunt voorkomen, is nauwelijks aandacht.”
Hoe kijkt u naar de reactie op de huidige uitbraken van mpox en de vogelgriep?
“Je ziet dat in de Democratische Republiek Congo de boel enorm versnelt nu er een nieuwe virusvariant is; het gaat zelfs via vrachtwagenchauffeurs en bars. Dat lijkt bijna op de begindagen van HIV. HIV verspreidde zich destijds natuurlijk wel volledig ondergronds, omdat niemand wist van het bestaan van het virus. Dat is nu gelukkig anders. Er is een actieplan, waaronder een oproep van de WHO om miljoenen vaccins te doneren. Maar dan zijn er dus landen als Nederland die zeggen: dat doen wij niet. Dan denk ik, ja, dat mag natuurlijk, maar heb je nu echt geleerd van de coronapandemie?”
“Bij de huidige vogelgriepuitbraak onder koeien in de VS ben ik stomverbaasd dat niet alles op alles wordt gezet om die circulatie te stoppen. Dat is echt bizar. Als dit virus straks ook bij mensen tot een epidemie leidt, kunnen we niet zeggen dat we die niet hebben zien aankomen.”
Ook de handel in wilde dieren in China kan de oorzaak worden van een volgende pandemie. Wat gebeurt daar momenteel om zoönosen, infecties die overspringen van dier op mens, daar te voorkomen?
“Wie zal het zeggen? Ik zou het niet weten. China zit dicht. Het land meldt bijvoorbeeld wel mpox- en vogelgriepuitbraken bij de WHO, maar wat er qua preventie veranderd is, daarop heb ik geen zicht. Vóór corona had ik een prima samenwerking met Chinese wetenschappers, maar zij durven nu niets meer te zeggen over mogelijke zoönosen, dat is echt een taboe geworden. Die politieke clash vind ik zorgwekkend, want we moeten het juist hebben van elkaar wereldwijd informeren.”
Zijn er ook positieve ontwikkelingen?
“Gelukkig wel, als je uitzoomt. Afrika heeft bijvoorbeeld een eigen CDC opgericht, een Center for Disease Control, zeg maar een Afrikaans RIVM. Daardoor is er nu veel meer regie bij mpox. Dat CDC geeft nu aan wat precies nodig is. Dan moet je denken aan mogelijkheden om mensen te verplegen, testcapaciteit, het opleiden van mensen die goed zijn in bron- en contactonderzoek. Dus dat is goed. De tragiek is wel dat ze in veel delen van Afrika nog lang niet voldoende aanwezig zijn, vanwege politieke situaties als burgeroorlogen.”
U leidt het Pandemic & Disaster Preparedness Center (PDPC), dat door het Erasmus en de TU Delft is opgezet. Wat hebben we aan zo’n onderzoekscentrum?
“De test om de nieuwe variant van mpox aan te tonen komt bij ons vandaan, bijvoorbeeld. Op het moment dat een virus rondgaat, kunnen we dat dus monitoren. Iedereen mag die test gebruiken. Verder zijn we binnen het PDPC bezig met een groot project om te voorspellen wanneer we in Nederland ziektes kunnen verwachten die via muggen overgedragen worden. Kijk naar het Westnijlvirus. Dat gaat al rond onder vogels hier, maar we zien nog geen uitbraken bij mensen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld in de VS. Dan is de vraag dus: wat is de cruciale trigger voor een uitbraak? Is dat misschien het weer? In dat geval zouden we bijvoorbeeld een soort weerswaarschuwing kunnen ontwikkelen. Dan zou je echt richting de preventie gaan.”
Zijn er nog andere preventieve maatregelen nodig?
“Er komen in ons land steeds meer wetlands en waterbuffers. Die zijn belangrijk voor weerbaarheid tegen klimaatverandering, maar trekken tegelijkertijd ook muggen aan. Dat ‘muggenbewustzijn’ is nog een blinde vlek. Momenteel kijken we hoe het wel kan. Daartoe moet je met heel verschillende werkvelden bij elkaar gaan zitten. Ik sprak bijvoorbeeld een keer iemand van de waterschappen; die had nog nooit stilgestaan bij de muggenrisico’s. Maar vervolgens zei hij: oh, zeg maar gewoon hoe lang het land onder water mag staan. Dan sluizen we het gewoon eerder weg.”
“Ook in stedelijke omgevingen kun je rekening houden met muggenpreventie, bijvoorbeeld als je bouwt op manieren die minder risico geven op stilstaand water. Zo kun je heel veel impact hebben, zeker aangezien de verstedelijking wereldwijd enorm toeneemt. Op die manier ga je echt richting preventie.”
Deze zomer verscheen het Nationale Actieplan Zoönose. Hoe belangrijk is dit voor pandemische paraatheid?
“Naar aanleiding van mpox en de vogelgriep, allebei zoönosen, heeft de overheid aan een groep experts gevraagd om op een rij te zetten hoe we ons beter kunnen voorbereiden. Ik zat daar overigens zelf niet tussen. Een deel van de aanbevelingen uit hun rapport zijn overgenomen in het Actieplan, met name de manieren om vinger aan de pols te houden: weten wat er circuleert, bijvoorbeeld onder varkens. Ook het versterken van de onderlinge samenwerking staat in het rapport. Maar het rapport ging ook over hoe je de uitbraakkans fundamenteel kunt verkleinen door bijvoorbeeld naar de omvang van de veehouderij te kijken. Die discussie is helaas nog niet opgepakt.”
Waarom is dat belangrijk?
“Onze ecologische voetafdruk is enorm en dat komt deels door de intensieve veehouderij. Je zou kunnen zeggen: word een voorbeeldland voor de landbouwtransitie. Hoe cool zou dat zijn?“
Op wiens verzoek is dit interview gehouden?
Door wie is het maken van dit interview betaald?
Enith Vlooswijk schreef op platform X, na vragen van lezers, dat er nog een interview over een mogelijke lableak zou komen.
Is dat inderdaad in de planning? Anders is dat gelogen, slip of the tongue, whatever, maar ik wacht er nu wel op en ben heel benieuwd naar het resultaat.
Wanneer mogen we het tegemoet zien?
Gaan deze journalisten dan misschien, behalve met Marion Koopmans, die natuurlijk helemaal niet écht onderzoek kon doen in Wuhan, dan misschien ook in gesprek hierover met neuroloog Dr Jan Bonte, die veel verder in de materie thuis is dan Dr Marion Koopmans is, lijkt te zijn, of pretendeert te zijn?
Hebben de journalisten het idee dat Erasmus Magazine werkelijk een journalistiek onafhankelijk wetenschappelijk magazine is, als zij voor dit magazine een aan de Erasmus Universiteit verbonden virologe interviewen?
Zo ja, zou Erasmus Magazine dan niet ook geinteresseerd moeten zijn in de visie van Dr Jan Bonte, aangezien hij zich zo enorm verdiept heeft in het onderwerp ‘lableak’ en bijzonder kritisch kijkt naar de rol van Dr Koopmans in deze discussie en dit voor studenten van Erasmus, alswel voor hoogleraren en hoofddocenten, alswel de leidinggevenden een uitermate interessant wetenschappelijk verschil van kennis en inzichten moet zijn?