De gezamenlijke rectoren hebben een dreigbrief over de academische vrijheid geschreven. Deze brief, die ook door onze rector getekend is, maakt duidelijk dat ze wat ze academische vrijheid noemen zullen verdedigen, tenzij de staat ze vraagt dat niet te doen. De brief maakt duidelijk dat Nederlandse universiteiten geen banden met Israëlische instituties zullen verbreken, tenzij de staat daarom vraagt. Beide elementen van die verklaring zijn een aanfluiting voor de academische vrijheid: samenwerken met Israëlische universiteiten betekent dat de academische vrijheid in Israël en Palestina wordt beknot. En aankondigen van standpunt te veranderen wanneer de staat dat wenselijk acht is een totale minachting voor de fundamentele aard van academische vrijheid in Nederland.

Een ruggengraat hebben

Allereerst is het belangrijk helder te hebben dat academische vrijheid niet een academische versie van de vrijheid van meningsuiting is. Het is een relatie tussen een werkgever (de universiteit) en haar werknemers (docenten en onderzoekers) die bestaat om zeker te stellen dat die werknemers hun werk kunnen doen conform evaluatieve criteria die door hun peers gedefinieerd worden, ongehinderd door vormen van macht, of het nu om rijke trustees of donoren, colleges van bestuur, dominante hoogleraren, bedrijven, of politici en de staat gaat. Het belangrijkste middel dat in de vorige eeuw is ontwikkeld om de academische vrijheid te waarborgen is het vaste contract. Duidelijk is daarmee dat de academische vrijheid al langer onder vuur ligt, aangezien universiteiten de afgelopen decennia overgegaan zijn tot het inhuren van een groot contingent aan flexibele staf, die minder geneigd zal zijn om zich tegen vormen van macht uit te spreken wanneer permanente baanonzekerheid bestaat.

Met de recente brief is een nieuw dreigement jegens de academische vrijheid uitgevaardigd. Het is nu duidelijk dat de rectoren de staat als ultieme scheidsrechter zien in zaken die de academische gemeenschap betreffen. Academische vrijheid benadrukken en in dezelfde brief suggereren dat banden alleen opgeschort worden ‘als de Rijksoverheid ons dit dwingend oplegt of adviseert’ is een belachelijke contradictie die intellectueel onoprecht en onserieus is. Met een extreemrechtse overheid op komst is weinig goeds te verwachten van deze politieke slaafsheid. Onder druk van welke andere eisen van de staat zullen universiteiten nog meer zwichten? Wanneer zullen ze een ruggengraat hebben? Welke lessen leert de geschiedenis ons? De recente geschiedenis leert helaas vooral dat de enige momenten waarop universiteitsbesturen bereid zijn de confrontatie met de overheid aan te gaan die momenten zijn waarop geld op het spel staat. Ze doen doorgaans alles voor het bestrijden van bezuinigingen en voor het zeker stellen van meer onderzoeksgeld.

Ze dansen naar het pijpen van politici

Tegen wie hebben de rectoren het in deze brief eigenlijk? En namens wie denken ze te spreken? Door academische gemeenschappen en universitaire inspraakorganen te negeren, spreken ze als bestuurders, niet als academici. En door te kiezen voor een opiniestuk in een krant spreken ze niet met of zelfs tegen de academische gemeenschap maar tegen een algemeen publiek. Daarmee maken ze aan de komende regering duidelijk dat als die zegt ‘spring’, zij niet meer zullen doen dan vragen ‘hoe hoog?’ Ze zullen dansen naar het pijpen van politici.
Net zoals onze rector eerder dit jaar in Erasmus Magazine, in antwoord op de vraag waarom wel de Oekraïense maar niet de Palestijnse vlag gehesen werd, liet optekenen: ‘… [Er] was een overduidelijke oproep vanuit de Nederlandse regering om een boycot te starten. Er werd expliciet gevraagd aan alle Nederlandse universiteiten om de banden met Rusland en daarmee ook met de Russische universiteiten te doorbreken en om uit solidariteit de Oekraïense vlag te hijsen’. Rector Bredenoord zei later spijt hiervan te hebben, maar haar recente samenwerking met de andere rectoren betekent een herhaling van deze logica. Het geven van een directe rol aan de staat in academische zaken op een manier die top-down, zonder enige democratische consultatie tot stand gekomen is, is een evidente schending van de academische vrijheid – van werkelijke academische vrijheid, niet de holle rectorenretoriek waarin politieke slaafsheid herverpakt wordt als faux-academische vroomheid.

Opzettelijke onwetendheid

Dat onze universiteitsbestuurders geen idee hebben wat academische vrijheid is, wordt ook duidelijk in de absurde gelijkschakeling tussen academische vrijheid en banden met Israëlische instituties die medeplichtig zijn aan apartheid, kolonialisme en genocide. Niet alleen verdraaien de rectoren de oproep voor een institutionele boycot, die niet draait om het verbreken van banden met individuele Israëlische collega’s; ze etaleren ook een opzettelijke onwetendheid over de dagelijkse werkelijkheid aan Israëlische universiteiten en hun voortgaande en enthousiaste participatie in de Israëlische politiek van onteigening, apartheid, criminalisering en de huidige genocide. Voor een helder overzicht verwijs ik de bestuurders naar de uitstekende studie over deze medeplichtigheid door Maya Wind, Towers of Ivory and Steel. De rectoren kennen dit boek ongetwijfeld, en aan onze universiteit gaf Maya Wind recent een lezing, dus men is zich terdege bewust van het overweldigende bewijs voor de beperking van de academische vrijheid aan Israëlische universiteiten. Wie benieuwd is te zien wat Israëlische instituties doen wanneer hun staat een genocide pleegt, hoeft maar dit promotiefilmpje van Reichmann Universiteit te bekijken, waarin Israëlische universiteitsbestuurders trots vertellen over hun volle steun voor het extreme geweld jegens de Palestijnen. Gehoorzame producenten van oorlogspropaganda, onvoorwaardelijk troepen steunend met een lange geschiedenis aan oorlogsmisdaden, trots hun loyaliteit met de Israëlische staat verklarend: dit zijn de universiteiten waar onze rectoren graag een dialoog mee voeren.

Politieke keuze om expertise tot mening te reduceren

Door de beknotting van academische vrijheid in Israël consistent te reduceren tot een mening laten de rectoren een flagrante minachting zien voor de wetenschappelijke en juridische consensus. Een stuitende anti-intellectuele onwetendheid over de betekenis van academische vrijheid gaat gepaard met een al even ongeïnformeerd standpunt over wat we weten over de medeplichtigheid van Israëlische hoger onderwijs instituties. Maar dit is een geleerde onwetendheid. Meer precies is het een politieke keuze om expertise hierover tot het niveau van een mening in een dispuut met ‘twee zijden’ te reduceren. Dit is het format waarin onze universiteitsbestuurders de wereld graag vatten. Het plaatst ze in de comfortabele rol van moderator van ‘dialogen’ waarin ‘polarisatie’ – gezien als inherent problematisch – gladgestreken wordt. Ondertussen wordt het terechte en rechtmatige protest van studenten tegen wat zij (h)erkennen als de medeplichtigheid van universiteiten met Israëlische universiteiten systematisch gevat in een emotioneel vocabulaire waarin fundamentele publieke kwesties vertaald worden tot private gevoelens. Maar er is natuurlijk niets privaat aan het leven tijdens de meest gepubliceerde live genocide ooit, en pretenderen dat dialogen over veiligheid en gevoelens een adequaat antwoord zijn op wat onze academische verantwoordelijkheid van ons vraagt is een strategie van depolitisering waar we niet in hoeven te trappen.

Verstoren van business as usual

Wat het vooral doet is het continueren van business as usual. De belangrijkste reden voor de bereidheid van de rectoren om samen te werken met wat hun eigen experts een tekstboek voorbeeld van genocide noemen is dat er onderzoeksgeld op het spel staat, specifiek in de vorm van verschillende door de ERC gefinancierde Horizon2020 projecten. De werkelijke solidariteit van het bestuur van onze universiteit kwam aan het licht toen het protest kampement van de studenten ontruimd werd – stiekem op een zondagnamiddag, maximaal uit het zicht, hoewel gefilmd door de nieuwe CvB CCTV – om plaats te maken voor een ‘Wellbeing Week’ en een ‘HeartBeat Festival’ (het is geen grap en het is ook niet grappig). De solidariteit van bestuurders ligt niet bij hun eigen studenten die hun demonstratierecht gebruiken (en dat betekent: het verstoren van business as usual), niet bij de academische vrijheid, en niet bij mensenrechten, zoals zo vroom beweerd in de dreigbrief in Trouw. Hun werkelijke loyaliteit, zo tekent zich steeds duidelijker af, ligt bij de continuering van business as usual in een tijd van – en in dienst van – genocide.

En dus, negen maanden ver in een afgrijselijke tekstboek voorbeeld van genocide op de Palestijnen – op zich een intensivering van de 75-jaar oude en voortgaande nakba – is het duidelijk wat de leden van onze colleges van bestuur hun kinderen en kleinkinderen zullen moeten vertellen wanneer die hen vragen wat ze aan het doen waren toen een genocide zich voltrok. Het antwoord, gebaseerd op de brief van de rectoren, is dat ze verzuimden te handelen, verzuimden verantwoordelijkheid te nemen, en verzuimden om ook maar het kleinst mogelijke verschil in de levens van miljoenen Palestijnen te maken.

De geschiedenis leert ons lessen. Hoe zouden we oordelen over rectoren die, in de Zuid Afrikaanse anti-apartheidsstrijd in de jaren tachtig, bleven werken met criminelen in afwachting van politieke directieven tot het tegendeel, en die dat noemden… academische vrijheid?

rol-Erasmus Universiteit University-EUR-internationaal conflict-oorlog-war-discussie-discussion-2.2024_Francesca Mora

Lees meer

Rector Bredenoord: ‘Ik wil de maximale academische vrijheid waarborgen, dus moet ik geen politieke uitspraken doen’

In de weken na de aanval van Hamas op Israël op 7 oktober liepen de spanningen op de EUR…

Lees 22 reacties